close
close

Passen en tol op de weg van Gouda naar Bodegraven

Geschiedenis Verhalen uit het archief

Reizen tussen onze steden was in voorgaande eeuwen niet eenvoudig. De wegen waren smal en onverhard. De scheepvaart op de Oude Bodegraven en de Oude Breevaart verliep moeizaam.

van Cock Karssen

Aanleg Goudsevaart en weg.

Als een vrachtschip begin 19e eeuw vanuit Gouda de Oude Rijn wilde bereiken, moest het gebruik maken van de Breevaart en vervolgens een omweg maken via de Bodegraafse Wetering om uiteindelijk de Oude Rijn te bereiken. Over de weg was het nog moeilijker. Vanuit Bodegraven volg je eerst de kronkelende dijk langs de veenrivier, de Oude Bodegraven. In het zuiden, op de plek nu tussen de nummers 109a en 111, sloegen ze rechtsaf langs de smalle dijk genaamd Uitweg. Deze met bomen omzoomde dijk is nog steeds terug te vinden in het landschap. Via Oud-Reeuwijk bereikten ze vervolgens Gouda.

Zo’n tocht over onverharde wegen was tijdrovend en in de winter bijna onmogelijk. Daarom bedachten de burgemeesters van Bodegraven, Zwammerdam en Reeuwijk in juli 1828 een plan om de water- en landverbinding met de stad Gouda te verbeteren. Om de vaarweg te verbeteren dachten de planners aan een kanaal dat rechtstreeks vanuit Gouda bevaren kon worden via de Breevaart en de aanleg van een nieuwe vaarweg naar de Oude Rijn. Daarnaast werd een weg aangelegd die liep van de Graaf Florisweg in Gouda via de Zoutmansweg, Raadhuisweg, Goudseweg en Le Coultrestraat naar de Wilhelminastraat in Bodegraven.

Op 15 juli 1830 kregen de drie burgemeesters toestemming van koning Willem! om het plan uit te voeren. Er werd een “Vereniging” opgericht om de werkzaamheden uit te voeren en de nodige financiering via aandelen te verkrijgen. Koning Willem stimuleerde de verkoop van de aandelen door er zelf zestien te kopen, voor 500 florijnen per stuk. In maart 1834 werd het vereiste startkapitaal van 120.000 florijnen bereikt.

Een tegenvaller voor de planners was echter dat het kanaal niet werd doorgetrokken tot aan de Oude Rijn. De bouw van een sluis bij de Hoge Rijndijk werd getorpedeerd door de eis van de Reeuwijkse poldergemeente om een ​​nieuwe watermolen te bouwen om het water dat door de sluis zou stromen te verpletteren. Dit was boven budget en daarom werd het verkeer op de Hoge Rijndijk (nu Wilhelminastraat) stilgelegd. Er waren nog meer problemen: de aankoop van de grond verliep moeizaam en de kosten vielen hoger uit dan begroot. Bovendien bleek de veengrond zo zacht dat zwaar beladen postkoetsen problemen kregen.

drassige grond

Op 15 december 1839 werden de weg en het kanaal officieel in gebruik genomen. Om de kosten te dekken werden in 1840 tolpoorten gebouwd: één aan de Oud-Reeuwijkseweg en één in Gouda, aan de Bloemendaalsekade, hoek Oude Gouwe. Ondanks de tol kostte de weg veel geld, omdat het moerassige terrein vaak werd beschadigd door de paardenkoets en later de paardentram, waardoor dure reparaties nodig waren.

In 1881 werd een stoomtramverbinding aangelegd. Maar ook de veengrond had hier last van, waardoor regelmatig ontsporingen plaatsvonden. Om deze reden werd de stoomtram in 1892 vervangen door een paardentram, die lichter was. Het functioneerde tot 1917. Door het gebrek aan voedsel voor de paarden tijdens de Eerste Wereldoorlog moest ook dit transportmiddel worden stopgezet. De tram werd vervangen door een busverbinding naar Gouda. De tram en de bus genereerden wel meer inkomsten voor de Vereniging, die eigenaar is van de weg.

Afschaffing van de tol

Het grootste deel van de inkomsten na 1918 kwam echter uit de doortocht van paardenkarren, koetsen en fietsers. In 1830 moest een kar met één paard 15 cent betalen, een kar met twee paarden 30 cent. In de 20e eeuw werd de prijs verlaagd tot 7,5 cent.

De tolheffing belemmerde echter de groei van de stad Reeuwijk, waar tol gehaat werd. Later wilde Bodegraven ook van de particuliere weg af. In 1848 betaalde men nog graag een paar cent voor de nieuwe weg, maar honderd jaar later verdween in het hele land steeds meer tol. Na de Tweede Wereldoorlog werd een akkoord bereikt met het bestuur van de vereniging en de bij de weg betrokken gemeentebesturen. De weg werd eigendom van de gemeenten, die ook verantwoordelijk werden voor het onderhoud ervan. Op 21 januari 1948 werden de tolbarrières onder grote belangstelling gesloopt, eerst in Gouda en daarna in Reeuwijk. Deze gebeurtenis werd uiteindelijk gevierd en afgesloten met een grootse receptie bij Van Haaften in Bodegraven.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *