close
close

“Iedereen die de wereld rondkijkt, weet… dat vrijheid niet zo vanzelfsprekend is.”

Portret Mirjam Bikker door Nienke van Denderen - 82.jpg
Portret Mirjam Bikker in vierkant.jpg
Door
Mirjam Bikker in 14 mei 2024 om 17:45 uur

Toespraak van Mirjam Bikken in de Sint-Janskerk in Gouda op 4 mei 2024

Prijs de Heer!
Hun namen worden opgeslagen
Keer terug naar de stad
waar ze woonden
de gedeporteerden

In de straat waar zijn huis staat.
Op de stoep waar zijn voetafdruk ligt
Hun levens
En na deportatie
Ook zijn-niet-meer-leven
leesbaar zijn

Voor iedereen leesbaar
Wie blijft daar even staan?

Het zal stil zijn

In hun naam keren ze terug.

– Stolpersteine, Inez Meter, 2011

Met dit gedicht begint het prachtige boek ‘Hier wonen’ van Soesja Citroen. Het boek kenmerkt zich door het herhaalde, nuchtere ‘Hier woonde ik’, gevolgd door namen, adressen, geboorte- en sterfplaats, meestal een concentratiekamp. Deze mensen woonden ooit in deze stad, onze stad, ze noemden Gouda hun thuis, ze maakten hier herinneringen. Er worden bijna 400 namen genoemd en hun verhalen verteld. Zodat wij het nooit vergeten.

Het lezen ervan doorboort je ziel. Het zijn verhalen die je doen zwijgen, je vullen met verdriet en verwarring. Sommige verhalen raken je dieper omdat ze zo dichtbij komen. Verhalen van mensen zoals jij en ik. Van kinderen, ongeacht de leeftijd bij ons thuis. Die genoten van de groene bomen in het voorjaar, de drukte van de stad, de drukte van de markt. Van spelende kinderen in het Houtmansplantsoen tot het niet meer mocht. Dat hij samen met andere kinderen uit de buurt naar school ging, totdat dat niet meer mocht. Ik ben in het zwembad gaan zwemmen totdat het niet meer mocht. Omdat het joden waren. Verboden voor joden.

Eén van die namen is Andries Samuel van Wijnbergen. Naast zijn werk als accountant was hij lid van de gemeenteraad van Gouda. Hij was, net als ik, actief betrokken bij de politiek. Alleen al vanwege zijn joodse afkomst werd hij in 1940 uit deze functie ontheven. In de nacht van 23 oktober 1944 werd Andries bij zijn woning aan de Fluwelensingel gearresteerd door leden van de Landwacht. Hij zou overgeplaatst worden naar Rotterdam. Maar onderweg, langs de Julianasluis, waar nu Westergouwe ligt, wat toen nog Moordrecht was, werd hij neergeschoten. In Hoeve Nooitgedacht wordt hij in koelen bloede doodgeschoten door een lid van de Nederlandse SD. Geen proces, geen verantwoordelijkheid ten tijde van de bezetting. Geen rechten, geen reden. Anarchie heerste ook in onze stad, zelfs in de stad van mijn jeugd. Hier zijn geen woorden voor, en toch… Op 4 mei waren we stil… en probeerden we, stotterend, met een brok in de keel en een bezwaard hart, woorden te vinden. Omdat wij denken: nooit meer.

Als schooljongen die opgroeide in de Hollandse IJssel, in het dorp Moordrecht, kende ik die verhalen van dichtbij, wat er zo dichtbij was gebeurd. Dodenherdenking, 4 mei, was echter een voor de hand liggend moment. Wees stil, onthoud hoeveel er zijn meegenomen en vermoord. We denken aan het verzet, de moedige mensen en het werk dat wordt gedaan om levens te redden. Boeken als Snuff the Dog, Holland Under the Swastika, Sailors of England, werden door mij verslonden. En het was duidelijk welke beslissingen iemand in oorlog zou nemen. Net zoals het duidelijk was dat zulke verschrikkingen nooit meer zouden gebeuren.

Ik was toen een kind en dacht als een kind. En het zal zo blijven dat de boeken en gedachten uit het verleden ook gedachten hebben gevormd voor het heden die je met je meedraagt. Maar ze waren niet de hele waarheid. Anders. Van de joodse gemeenschap die hier voor de oorlog een volwaardig joods leven leidde, bleef na de oorlog slechts een klein overblijfsel over. En het grootste deel van de stad, mijn toenmalige volk, nam niet actief deel aan het verzet. Ook binnen de NSB is zij niet actief. Maar hij leefde onder het juk van de bezetting en kwam niet naar voren toen zijn medeburgers werden weggevoerd. De Duitse bezetter schrijft nog steeds over Gouda dat de bevolking en de gemeentepolitie zeer begripvol zijn als de Joodse inwoners van Gouda worden gedeporteerd. De mensen waren vriendelijk, maar dat hield niet op.

Vandaag mag ik voor u de herdenking van 4 mei vieren en dat doe ik met een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Want vandaag staan ​​we stil bij al die Nederlandse burgers of militairen die in ons Koninkrijk of waar dan ook ter wereld zijn omgekomen, zowel tijdens de Tweede Wereldoorlog, in Indonesië, als in oorlogssituaties en tijdens daaropvolgende vredesoperaties. Vandaag is het de dag van herdenking, van rouw. En ook een dag om te beseffen hoe kostbaar de vrijheid is, die we morgen gaan vieren. En wanneer we kalm zullen zijn op de Markt, met de vaste wens dat dit nooit meer zal gebeuren.

We hebben de kostbare verplichting om de verhalen van onze medeburgers die in de oorlog zijn omgekomen, in stilte en met woorden te blijven vertellen. Blijf de namen noemen. Het is belangrijk om het collectieve geheugen van onze stad in ons land te blijven voeden met beelden uit het verleden, want wie niet leert van het verleden zal dezelfde valkuilen niet opmerken. De recente opkomst van het antisemitisme onderstreept dit belang nogmaals.

Deze herdenking heeft ook een bepaalde betekenis: bij de collectieve herdenking van dit hoofdstuk van onze geschiedenis overstijgen we voor een moment de vele fouten die er in onze samenleving bestaan. Vandaag zijn we allemaal één. Jood en niet-Jood. Man en vrouw. Progressief en conservatief. Het verleden dwingt ons daartoe. Het heden vraagt ​​erom. Stilte verbindt ons. Samen zeggen we: niemand. Nooit meer dit.

Onlangs liep ik met Lex van der Helm door Gouda om te horen over de Joodse geschiedenis van deze stad. Hij sprak over de inval van april 1943, die eveneens de ontsnapping uit het Joods verpleeghuis Oosthaven verhinderde. Over de dappere directeur mevrouw Teixeira de Mattos, die haar volk niet in de steek liet, ging naar Westerbork en overleefde als enige de transporten. We passeerden de Stolpersteine, de gedenkstenen die de Joodse gemeenschap van voor de oorlog herdenken. We herinneren ons dat die week de laatste struikelblokken in onze stad werden geplaatst.

Aan het einde van onze wandeling zei Lex: ‘Het is niet zo ver. We zullen terugvallen in een spiraal waarin mensen de schuld krijgen en tot zondebok worden gemaakt.

En daar moeten we ons allemaal tegen beschermen. De Joodse gemeenschap is de kleinste gemeenschap in Gouda en daarom ook de meest kwetsbare. En juist de kwetsbaren verdienen onze bescherming het meest. Gouda is een stad van minderheden. Nederland is een land van minderheden, gebouwd op de overtuiging dat onze democratische staat wordt geregeerd door de rechtsstaat. alle Het biedt bescherming en geeft ruimte en vrijheid voor verschil. Denk er eens over na: eigenlijk behoort ieder van ons, ook jij hier in Sint Jan, tot een minderheid.

Deze bijdrage van vandaag doet mij denken aan het bewijsmateriaal dat ik ooit met Dodenherdenking heb meegenomen. Het moment waarop we samen zijn om te praten; nooit meer. Iedereen die de wereld rondkijkt, kijkt naar wat er op muren of op online forums staat, die de krant leest, weet… dat dat niet zo vanzelfsprekend is. We zijn hier bijeen in een kerk die ons hieraan door verschillende lenzen herinnert. Maar het laat ook zien dat er momenten zijn waarop het telt. Omdat er een dreiging is vanuit het buitenland, vanuit andere landen. En misschien ook wel van binnen, als we niet meer zien hoe kostbaar vrijheid is. Dat het soms een prijs kost om de ander te tolereren. En dat niemand zichzelf in deze zin mag overschatten.

Al enkele jaren lees en herlees ik het verhaal van Floris Bakels, de man die in verschillende doorgangs- en vernietigingskampen werd vastgehouden. Leven tussen de nacht en de mist. Dat geldt ook voor zijn rapport, schrijft hij Nacht en Nebel de harde woorden: “De Duitse macht werd in 1945 verslagen, maar daarna werd er niets echt opgelost.” Vooral de massamoord op zes miljoen Joden is niet gevolgd door iets dat herhaling ervan onmogelijk maakt. Het volk heeft zich niet bekeerd. (…) Roepers in de woestijn waarschuwen terecht voor komende catastrofes. Als schrijver sluit ik mij bij hen aan. De doden dwingen mij om het te doen.

Het zijn indringende woorden. Ze benadrukken voor mij waarom deze herdenking zo belangrijk is. Daarom mogen we niet nalaten te benadrukken dat vrijheid kostbaar is. Dat vergt innerlijke overtuiging, ook in tijden van onzekerheid. Dat onze vrijheid een verantwoordelijkheid is. ‘De doden dwingen ons daartoe.’ De Stolpersteine ​​herinneren ons hieraan, evenals de verhalen van hedendaagse veteranen over hun kameraden die omkwamen tijdens vredesoperaties. Je zult ook verhalen hebben die je met je meedraagt.

Om acht uur zullen we stil zijn, ik hoop oprecht dat er in ons hele land stilte zal zijn. In een gezamenlijke herdenking. Met waardigheid, zodat we het niet vergeten. Wie ze waren, hoe ze in onze stad leefden. “In hun naam keren ze terug”, schreef Inez Meter. Vandaag noemde ik de naam Andries Samuel van Wijnbergen. Vermoord omdat hij Joods was, zonder vorm van proces. Vandaag noemde ik de naam van Sarah Teixiera de Mattos, zij steunde moedig de ouderen, ook toen ze met de trein werden afgevoerd. Ik zou nog veel meer namen kunnen noemen.

Hun namen dwingen ons om die stad te verdedigen waar we allemaal veilig zijn, waar we een krachtig einde maken aan de haat, waar we de ander kennen als een gegeven leven, waar we onze geschiedenis kennen. Van de waarde van gerechtigheid, van vrede. “In hun naam keren ze terug.”

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *