close
close

Objectieve data voor Hilversum met de Green City Challenge

Tekst en foto’s: Marian Schouten

Myrte Mijnders is beleidsadviseur ecologie, natuur en landschap bij de gemeente Hilversum. Binnen het Groenprogramma meewerken aan natuurbebouwing, het versterken van ecologische verbindingen in de stad en monitoring. “Het Green City Challenge rapport brengt de verschillen tussen wijken in beeld en laat per wijk zien waar kansen liggen om de hoeveelheid groen te vergroten. Door het onderzoek periodiek te herhalen, krijgen we objectieve informatie over de voortgang die we wel of niet boeken.”

Openbare gegevens

De Green City Challenge werkt met publieke data, luchtfoto’s en CBS-data. “Onderzoekers houden rekening met veel factoren”, zegt Mijnders, “waaronder de hoeveelheid openbaar en privaat groen per inwoner. En ook de relatie tussen publiek en privaat groen en tussen grijs, blauw en groen. Inclusief een score voor de waarden (klimaat, biodiversiteit, gezondheid) die een type vegetatie of water vertegenwoordigt. Ook is het aandeel bomen, struiken en gras berekend, en zelfs de gezondheid van de vegetatie (volgens de zogenaamde NDVI-score).

Op basis van al deze gegevens heeft elke wijk een groenlabel gekregen, van A (veel groen) tot F (heel weinig groen). Verrassend is dat Hilversum, vergeleken met andere gemeenten, relatief weinig openbare vegetatie heeft, met relatief veel bomen en gras, maar weinig struikgewas. Wat ook opvalt is dat er zoveel particuliere begroeiing is. “In Hilversum bedraagt ​​de verhouding tussen openbaar en particulier groen 60,4 tot 39,6 procent.”

Ecologisch potentieel

Het rapport biedt ook een analyse van het ecologische potentieel. Niet alleen die van de openbare ruimte, maar ook die van particuliere tuinen: de totale oppervlakte van de tuinen per wijk werd vergeleken met de oppervlakte van de vegetatie in die tuinen. Uitgaande van maximaal 60 procent begroeiing per tuin, is per wijk berekend hoeveel groen er potentieel mogelijk is via particuliere tuinen. “Je kunt daar echt veel voordelen behalen”, zegt Mijnders. “In sommige wijken heeft 60 procent van de tuinen minder dan 30 procent vegetatie.”

De gemeente heeft een diepgaande analyse gemaakt van mogelijk nutteloze bestrating. “Het geeft een globaal beeld van de mogelijkheden en helpt bij het prioriteren per wijk en per plek waar we de grootste ecologische meerwaarde kunnen creëren: grenzend aan bestaande vegetatie, grenzend aan een ecologische verbindingszone en in een wijk met het label E of F. Helaas is er Er zit enige ruis in de gegevens: er is alleen rekening gehouden met te brede trottoirs en andere voetgangersgebieden, en niet met andere verkeersgebieden. Niet alle voorgestelde locaties zijn eigendom van de gemeente. En er zijn geen ondergrondse kabels of leidingen te bekennen, waardoor niet alle potentiële locaties geschikt zijn voor bijvoorbeeld het planten van bomen.”

Voordeel van objectieve gegevens

Mijnders is tevreden over het rapport: “Een groot voordeel is dat we beschikken over objectieve, onafhankelijke en gestandaardiseerde data. Samen met onze groene visie en ons beleidsplan is het een goed startpunt van waaruit we beter in gesprek kunnen gaan met andere beleidsterreinen.”

Om dit te vertalen naar beleid maakt de gemeente gebruik van CoolKit, ontwikkeld door de Hogeschool van Amsterdam. CoolKit werkt met een wijktypologie (van centrum tot wonen) en geeft streefpercentages voor de minimale hoeveelheid openbare vegetatie per wijktype. Ook bevat de CoolKit een uitgebreide beschrijving van de maatregelen waarmee je de stad kunt koelen en de effectiviteit ervan.

Mijnders: “Samen met de data van de Green City Challenge kunnen we per wijk zien hoe ver we zijn gekomen, hoe ver we verwijderd zijn van die streefwaarden en welke maatregelen het beste bij elke wijk passen. Dit zijn gegevens die wij gebruiken in onze omgevingsplannen en gebiedsagenda’s. Dan kunnen we na een paar jaar kijken: boeken we vooruitgang? Indien nodig kunnen we gaandeweg bijsturen als blijkt dat onze maatregelen onvoldoende effect hebben.”

De groene labels die elke wijk heeft gekregen, helpen de gemeente bij het stellen van prioriteiten. “Onze logische keuze is om prioriteit te geven aan buurten met de labels E en F. Hier richten we ons op als we zoeken naar plekken om coole, groene plekken te bouwen. En de initiatieven van de groene bewoners van die wijken hebben voor ons een voordeel.”

Nieuwe normen

Het implementeren van maatregelen kost soms tijd. “De Green City Challenge richtte zich ook op het verharden van parkeerplaatsen”, zegt Mijnders. “Er is veel potentieel voor halfopen bestrating. Maar zo’n ingreep vergt een nieuwe manier van denken en werken van de betrokken gemeentelijke teams. Wat betekent het bijvoorbeeld voor beheer en onderhoud? Daarom proberen we deze tips eerst op kleine schaal uit om te ervaren hoe ze werken. Ook andere ecologische maatregelen bespreken we intern tussen de teams die betrokken zijn bij het ecologische onderwerp. Vanuit Green Program presenteren wij cases op zoek naar nieuwe standaarden. Met het klimaatadaptatiebeleid, dat enkele jaren voorloopt op het groenbeleid, zien we nu dat het impact heeft in de praktijk en dat bijvoorbeeld regenwaterinfiltratie standaard is opgenomen in een Programma van Eisen.”

Naast het toevoegen van groen is het behoud van wat er is uiteraard minstens zo belangrijk. Zoals het behoud van oude bomen. “Grote bomen met brede, dichtbebladerde kronen hebben het grootste verkoelende effect”, zegt Mijnders. “Daarom hebben we een streng kapbeleid en kunnen bewoners waardevolle bomen in overweging nemen. Bij nieuwbouw kunnen aannemers veel groenpunten scoren door bomen op de bouwplaats te houden. Dit vereist een boomeffectanalyse en bescherming van bomen tijdens de bouw volgens onze richtlijnen. “Wij vinden het behoud van bomen zo belangrijk dat een bouwplan terug naar de tekentafel kan.”

Biodiversiteit

Naast de kwantiteit van de vegetatie let de gemeente ook op de kwaliteit. De Green City Challenge heeft de gemeente attent gemaakt op het ontbreken van een boslaag. “Daarom zoeken we plekken waar ruimte is voor zoomvegetatie. In dit kader zijn hagen ook interessant, ook voor tuinbezitters. Het vervangen van schuttingen door hagen heeft een grote meerwaarde.”

Hilversum experimenteert al enkele jaren met ecologisch gazonbeheer. “We gaan dit uitbreiden, maar de discussie is nog of we een impuls gaan geven door extra zaadjes te zaaien of dat we afwachten. Werken met afval van eigen bodem kan een verplichting zijn. Op ecologisch beheerde graslanden worden planten gemonitord, wat we vervolgens kunnen vertalen naar betekenis voor de bijen. Nu zien we vooral de verschillen tussen een droog jaar en een regenachtig jaar. Het is nog te vroeg om trends te identificeren.”

Samenwerking met bewoners.

Bij dit alles zoekt de gemeente de medewerking van omwonenden. Myrte Mijnders is enthousiast: “Wij zijn ontzettend blij dat zoveel Hilversumers zich inzetten voor meer natuur in de stad. In verschillende wijken bestaan ​​bloeiende bewonersinitiatieven. Vrijwilligers van het IVN, de Vogelwerkgroep en de Vogelbescherming helpen met advies, monitoring en educatie. En Hilversum100, het netwerk van duurzame makers, garandeert de verbinding en ontmoeting tussen deze initiatieven en is bovendien voor ons een goede gesprekspartner. De bewoners zijn onze ogen en oren. We blijven alert, we bereiken andere doelgroepen, we geven elkaar nieuwe ideeën, we hebben elkaar echt nodig.”

Mijnders heeft nog één wens: “Dat veel meer mensen fout.nl gebruiken. Dat levert ons zulke waardevolle informatie op. De website wordt geraadpleegd bij elk ecologisch onderzoek en elk groenplan dat de gemeente uitvoert. Samen met de resultaten van systematische soortmonitoring vormen de data van redactie.nl een goede aanvulling op de kwantitatieve data van de Green City Challenge.”

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *