Van gezelschapsspel tot serieuze sport: bowlen in Hilversum blijft gepassioneerd

Vijfentwintig mannen in zwarte polo’s met clublogo maken zich vol passie op voor een avondje competitie. De ballen worden voorbereid, ze moeten “goed aanpassen aan de vingers” en vervolgens wordt een eerste warming-up uitgevoerd met worpen.

Elke bowler heeft zijn eigen techniek. Twee mannen die met twee handen gooien vallen op, Gilles Verwoerd en Ruben Oostra. Ze zijn negentien jaar oud en zijn vorige week lid geworden van de club: “Deze techniek hebben we geleerd door online video’s te bekijken. Vroeger huurden we een rechtbank, maar nu sluiten we ons aan bij de professionals”, zeggen ze.

Cees Bakker, voorzitter van de Hilversumse vereniging, is zichtbaar trots op zijn twee nieuwe leden: “Wij zijn erg blij dat zij zich bij de vereniging hebben aangesloten. “We kunnen echt nieuwe leden gebruiken.”

Je hoofd leegmaken

Bowlen is nog steeds erg populair in de Verenigde Staten, maar in Nederland nemen de aantallen af. Het aantal leden aangesloten bij een vereniging is zelfs gehalveerd. Momenteel beoefenen circa 15.000 mensen door heel Nederland deze sport.

Cees: “Iedereen weet de bowlingbaan te vinden voor een feestje. Hoe fantastisch zou het zijn als je het ook als sport zou kunnen beoefenen. Het is een combinatie van techniek en maximale concentratie. Vergelijk het met darten of een penalty nemen. Om goed te bowlen moet je je hoofd leeg kunnen maken.”

De Hilversumse vereniging telt momenteel 25 leden, 24 mannen en 1 vrouw. “Het zou heel goed zijn als er meer vrouwen zouden komen. “Leuke sport voor koppels.”

Auto als hoofdprijs

Tot een paar jaar geleden hielden de Hilversumse bowlers grote toernooien met honderden deelnemers. “Ik wil graag terug naar die tijd. Ieder jaar organiseren wij een grote wedstrijd met als hoofdprijs een auto. Dat was ongekend. Deze prijs was voor de persoon die 300 punten behaalde. Het hoogst mogelijke, twaalf ‘strikes’ op rij. De auto is in al die jaren nog nooit buiten geweest. Op deze track is overigens maar één keer een ‘300’ verschenen.”