close
close

‘Ik herken de frustraties en het bestuurlijk onvermogen bij de TU Delft’

Naomi Ellemers, sociaal- en organisatiepsycholoog.  Kiki Groot afbeelding

Naomi Ellemers, sociaal- en organisatiepsycholoog.Kiki Groot afbeelding

Maandag vindt in alle faculteiten van de TU Delft een debat plaats over een vernietigend rapport van de Onderwijsinspectie. Dat sloeg vrijdag in als een bom: de TU zou de sociale zekerheid van haar medewerkers ‘slecht beheerd’ en ‘verwaarloosd’ hebben.

Bij de Technische Universiteit Delft lokte dit niet alleen zelfreflectie, maar ook woede uit. De universiteit dreigt zelfs juridische stappen te ondernemen tegen de inspectie.

Over de auteur
George van Hal is wetenschappelijk redacteur van door Volkskrant. Hij schrijft over astronomie, natuurkunde en ruimtevaart.

“Je ziet alle organisaties zoeken in dit soort situaties”, zegt organisatiepsycholoog Naomi Ellemers (Universiteit Utrecht), en zij kan het weten. Ze doet niet alleen wetenschappelijk onderzoek naar juist dit soort situaties, maar was ook voorzitter van de adviescommissie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, die een uitgebreid rapport schreef over de sociale zekerheid op universiteiten. Daarnaast heeft hij meegewerkt aan de uitvoering van het cultuuronderzoek naar ongepast gedrag bij de NPO naar aanleiding van onthullingen over de corrupte werkomgeving bij de wereld Draait Door en NOS Sport.

De Technische Universiteit Delft heeft vrijdag zelf het negatieve rapport van de Onderwijsinspectie gepubliceerd. Wat denk jij op zo’n moment?

‘Ik herken de frustraties, het bestuurlijke onvermogen. Het universiteitsbestuur denkt: ‘Maar we doen toch alles wat we kunnen? We zien zelfs in de interne controles van medewerkers dat het helpt, dat het aandeel mensen dat ongewenst gedrag ervaart afneemt. Waarom krijgen wij nu zo’n rapport voorgeschoteld?’

‘Alleen de inspectie pakt het anders aan. Hij constateert dat het gevoel in de boardroom nog steeds niet aansluit bij de beleving op de werkvloer. De afstand tussen de geschreven werkelijkheid en de dagelijkse praktijk is vaak te groot.

‘Kijk, sociale onzekerheid gaat vaak niet over een ernstig misdrijf, maar over een optelsom van allerlei kleine dingen die op zichzelf niet veel lijken, maar bij elkaar opgeteld dat wel zijn. Een puur juridische aanpak past niet en daarom is iedereen zoekende. De organisaties zelf, maar ook de inspectie. Wat er nu aan de Technische Universiteit Delft gebeurt, vind ik daar een duidelijk voorbeeld van.

‘Samen met mijn collega’s doe ik ook wetenschappelijk onderzoek naar dit onderwerp. Samen met de arbeidsinspectie starten we nu een vierjarig PhD-programma waarin iemand gaat onderzoeken hoe je met dit soort vraagstukken om kunt gaan. Is er de best mogelijke methode? Kunnen we een soort protocol schrijven?

De TU Delft stelt dat de sociale zekerheid belangrijk is, maar valt ook het rapport aan. Wat vind je van dat antwoord?

‘Dit is vanuit psychologisch oogpunt begrijpelijk. Dat zien we ook in ons wetenschappelijk onderzoek: als je dat oordeel van anderen krijgt, heeft dat neurofysiologische gevolgen voor je.

‘Mensen, ook managers, kunnen dit moeilijk verwerken en worden vaak defensief. Straf alleen zorgt er niet voor dat mensen zich kunnen verbeteren.’

Maar je wilt de daders onder ogen zien, toch?

‘Dan denk je aan het juridische vakgebied: aan de rechtshandhaving, aan het vangen van criminelen. Die aanpak is niet altijd passend. Vaak zien we dat mensen niet echt weten hoe erg het is voor de ander. Of ze zijn te bang voor een boete, straf of publieke vernedering om te vragen wat er is gebeurd en naar oplossingen te zoeken. Ook als we praten met mensen die te maken hebben gehad met sociale onzekerheid, zeggen ze vaak: ‘Mijn baas hoeft niet weg, maar ik wil dat het gedrag verandert.’

Heeft dit probleem gevolgen voor de hele academische wereld?

‘Ik denk het wel. En niet alleen daar. Dit gebeurt in de wetenschap, in de omroepwereld, in de kunstwereld en in de journalistiek, eigenlijk overal waar sprake is van een combinatie van zeer enthousiaste professionals en veel concurrentie om een ​​beperkt aantal banen. Dan zeg je niet snel: dit gedrag bevalt mij niet.

‘Een gespecialiseerde onderzoeker kan bijvoorbeeld niet zo snel doorstromen naar een vergelijkbare baan. Dat is een extra risicofactor. Medewerkers overschrijden dan sneller hun eigen grenzen en durven daar vervolgens niets over te zeggen.’

De onderwijsinspectie ontving 148 meldingen nadat zij 12.000 medewerkers had gevraagd naar ervaringen met ongewenst gedrag. Dat is iets meer dan 1 procent. Moeten we dan niet zeggen: logischerwijs gebeurt er in iedere organisatie wel iets?

‘Van nature. Je kunt nooit 100 procent voorkomen dat iemand op een gegeven moment een domme opmerking maakt. Maar als uw systeem goed werkt, is dat het. Er volgt dan een gesprek, of de manager drinkt koffie met die persoon om uit te leggen waarom die opmerking ongepast is. “Zo zal niemand zich onveilig voelen.”

Er zijn ook mensen die dit overdreven vinden, die roepen: ‘Je mag tegenwoordig niks meer zeggen!’

‘Ik begrijp. De angst om te worden geannuleerd bij de eerste stomme opmerking. Dat is ook niet eerlijk. Iedereen moet de kans krijgen om een ​​fout te corrigeren. Pas als dat niet gebeurt, is er echt een probleem.

‘Maar in situaties als de huidige aan de TU vinden leidinggevenden het ook moeilijk om zich in te leven in de situatie van hun ondergeschikten. Zowel het hebben van een machtspositie als het deel uitmaken van een meerderheid kleuren je imago. Dit is vrij vaak aangetoond.

‘Het kan ook logisch zijn dat een baas bijvoorbeeld na een intern onderzoek onder zijn medewerkers denkt: 80 procent van de respondenten vindt dit een prima organisatie, er is niets aan de hand! Al zouden we moeten denken: hoe kan het dat 20 procent zich hier niet thuis voelt? Zeker als je je op je gemak voelt, moet je openstaan ​​voor de ervaringen van mensen voor wie dezelfde werksituatie onveilig kan zijn.’

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *