Familie Delft Stuijling (7) fregatexplosie

Zondag 2 juni, 18.02 uur

Algemeen

Door Jeroen Stolk: U las eerder over de familie Delft Stuijling die zich op Curaçao had gevestigd. Met afbeelding van één van hen in een begrafenisstoet. Het begon allemaal op dinsdag 15 september 1778, een dag als alle andere in Willemstad (Curaçao). Het was nog vroeg in de ochtend, maar het leven was al in volle gang. In de haven lag het fregat Alphen, met 36 kanonnen en onder bevel van marinekapitein Van der Felsz. Maar het rustige havenleven werd al snel ernstig verstoord toen er rond acht uur ‘s ochtends een kleine explosie plaatsvond. Voordat iemand besefte wat er gebeurde, vond er een tweede explosie plaats, dit keer enorm. Toen de rook- en buskruitdampen waren opgetrokken, leek het fregat Alphen in puin te zijn veranderd. De kruitkamer van het schip was geëxplodeerd, wat honderden doden en grote schade aan omliggende schepen en gebouwen tot gevolg had. Brokken hout en artillerie waren de lucht in geblazen, terwijl omliggende schepen in de kade waren gegooid of tot zinken waren gebracht. De oorzaak van de explosie is nooit vastgesteld. Van de in totaal 230 mensen aan boord overleefden er slechts 25, van wie er 9 gewond raakten. Na de explosie werden stoffelijke resten gevonden van mensen die in de lucht waren gegooid en soms tegen huizen botsten. Ook een legerluitenant die aan boord was, kwam om het leven. Kort na de ramp werd zijn lichaam uit het water gehaald en gedeponeerd in de woning van de heer J. en M. Stuylingh. Stuyling naaide het lichaam van luitenant Ten Cate in een hangmat en bedekte het met de vlag van de prins. Twee dagen na de ramp werd het lichaam van kapitein Felsz gevonden. Hij werd met militaire eer begraven. De begrafenisstoet leidde de kist van de kapitein, gedragen door de roeiers van de grote sloep. De onderbroek werd gedragen door twee luitenants en de heren Stuylingh en Specht, die vier zwarte sjerpen droegen. Totdat de lichamen begraven waren, werden er elk kwartier geweerschoten afgevuurd.