Presenteerde het territoriale plan voor de toekomst van de Veenkoloniën

Het gebiedsplan is bedoeld voor agrarische bedrijven die met een veenkoloniaal bouwplan werken, ook buiten het gebied Veenkoloniën. De kern van het plan is het vinden van een balans tussen bestaande koloniale veengewassen, nieuwe gewassen, meer agrarische natuur- en landschapsbeheer, met voldoende inkomensgenererend vermogen en het bieden van antwoorden op veranderende omstandigheden, bijvoorbeeld als gevolg van klimatologische en politieke aanpassingen.

Volgens de stichting Innovatie Veenkoloniën kunnen met de realisatie van het gebiedsplan ‘Een haalbare kaart’ belangrijke stappen worden gezet om de doelstellingen van de provinciale programma’s voor het landelijk gebied in Drenthe en Groningen te realiseren. In het gebiedsplan stellen de betrokken organisaties oplossingen en maatregelen voor om de doelen van de transitieprogramma’s van deze provincies te realiseren, op een wijze die aansluit bij de landbouwpraktijk. “Het is essentieel om het inkomensverdienvermogen van boeren en de agrifoodsector in het gebied te monitoren”, benadrukken de samenstellers.

Voor het plan zijn eerst de opgaven en doelstellingen op het gebied van waterkwaliteit en -kwantiteit, bodem, biodiversiteit en het bouwplan zorgvuldig onderzocht. Deze inventarisatie heeft aangetoond dat het bereiken van doelen en taken haalbaar is.

zes thema’s

Het plan schetst zes thema’s die de komende tijd de nadruk krijgen om het gebied een duurzame toekomst te bieden. Het gaat om grondwaterkwaliteit, oppervlaktewaterkwaliteit, waterkwantiteit, stikstof, klimaat en natuur.

“Met de maatregelen in het plan kunnen boeren voorkomen dat ze moeten voldoen aan generieke maatregelen zoals die in het actieprogramma van de 7e en 8e Nitraatrichtlijn”, zegt programmadirecteur Tanja Beuling van Stichting Veenkoloniën Innovation.

‘Eigenlijk hoeft er in het gebied niet veel te veranderen. We zijn er bijna. Aangesloten coöperaties bieden hun leden de mogelijkheid om die laatste stappen te zetten in de vorm van steunprojecten. Boeren kunnen dan zelf kiezen”, legt Beuling uit.