close
close

‘Na elke ruzie wilde mijn man altijd met mij dansen’

Aukje Vennik bestaat 100 jaar. Zij is de honderdste persoon ouder dan 100 jaar. door Volkskrant interviews in deze serie. Hoe herinner jij je de eeuw die voorbij is?

Marjon Bolwijn

Aukje Vennik groeide op in stilte, met ouders die nauwelijks met elkaar spraken. De bescheiden honderdjarige is naar de binnenstad van Groningen verhuisd om dicht bij haar 70-jarige dochter te zijn. Hij mist het leven en de wortels in de tuin die hij altijd had. Nu stopt ze haar liefde voor alles wat groeit en bloeit in de planten op haar vensterbank, die stralen van gezondheid. Ze is misschien een beetje verlegen, maar ze houdt er ook van om af en toe slechte woorden te zeggen.

Heeft u de afgelopen honderd jaar veranderingen in de natuur gezien?

‘O ja, er is veel minder variatie. In de zomer staan ​​de bermen en weilanden niet meer in volle bloei. Het was altijd zo’n mooi gezicht. Gelukkig zijn vandaag de bermen ingezaaid. Ik ben mijn hele leven al een vlinderliefhebber. In de tuin en op de heidevelden van mijn jeugd in Hilversum zag ik veel groenten die je nauwelijks meer ziet. Als vrijwilliger bij Stichting Mariposa heb ik jarenlang meegedaan aan tellingen in de Achterhoek, waar ik toen met mijn gezin woonde. Door de jaren heen heb ik de populatie van bepaalde soorten zien afnemen. Ik maak mij grote zorgen over de teloorgang van de natuur. Ik houd mijn adem in.

‘Mijn vader hield van bijen, ik hield van vlinders. Hij was imker. Toen hij de kasten ging openen, lieten ze mij gaan. Toen gingen we samen op zoek naar de koningin en ik zag stuifmeel op de pootjes van de bijen in de kleuren geel, bruin, oranje, rood en wit, wat een prachtig gezicht. Tijdens de oorlog kwam het voor mijn vader goed uit om imker te zijn, omdat we potten honing konden ruilen voor schaars voedsel.’

Ben jij de baby op de oude foto hier op tafel?

‘Ja, ik zit bij mijn overgrootmoeder op schoot. Links zit mijn grootvader, rechts mijn vader. Mijn overgrootmoeder was vroedvrouw. Haar eerste kind, mijn grootvader, werd geboren bij een cliënt van haar, de echtgenoot van een vrouw die ze had helpen bevallen. Ze was toen nog maar 20 jaar oud en single. Na zijn geboorte nam ze hem mee naar haar zus, die hem opvoedde. Binnen de familie werd er niet over gesproken. Mijn grootvader heeft nooit geweten wie zijn vader was. Na de dood van zijn moeder werden pogingen ondernomen om erachter te komen, maar het mysterie werd nooit opgelost.

In wat voor gezin ben je opgegroeid?

‘Ik was enig kind en een kruk. Ik werd heel vaak ziek en moest de hele tijd school missen. Ik ging echter nooit zitten, mijn rapport gaf altijd een 9 voor toewijding en een 8 voor gedrag. Ik hield van leren, anders zou ik me vervelen.

‘Mijn moeder was ziekelijk en bracht een tijd door in een sanatorium toen ik klein was. Mijn keel was vaak opgezwollen, ik was erg zenuwachtig en had haast. Ze gaf mijn vader de schuld, ik wilde er niets van horen omdat ik dol op hem was. Ik denk dat ze allebei ongelukkig waren in hun huwelijk. Ze bleven echter tot het einde bij elkaar.

Heeft u als kind last gehad van het slechte huwelijk van uw ouders?

‘Ik werd vaak naar mijn familie in Amsterdam gestuurd, ik denk dat mijn moeder van me af wilde. Ik heb altijd een geweldige tijd gehad in Amsterdam. Met mijn nichtje Fietje kon ik goed overweg. Mijn twee tantes kwamen ook bij ons thuis toen mijn moeder ziek was. Dan gingen ze met mij mee op reis, naar de kermis bijvoorbeeld. En toen lieten ze mij daar staan ​​en kijken, iets wat ik niet gewend was.

‘Mijn moeder was huisvrouw, mijn vader stationsmanager. Toen we met ons drieën waren, speelden we dom. Mijn ouders deden hun mond niet open tijdens het eten. Dus ik zei niets. Ik ben altijd een beetje stil gebleven, ook al ben ik dat niet van nature.’

Aukje Vennik, rond 1942. Afbeelding Aurélie Geurts

Aukje Vennik, omstreeks 1942.Afbeelding Aurélie Geurts

Moet je na de basisschool verder studeren?

‘Ja, mijn vader vond dat belangrijk. Niet mijn moeder. Toen ik thuiskwam met mijn schoolrapport, zei ze: ‘Waar is dat voor?’ Ik ging naar de HBS-B. Wiskunde was mijn favoriete vak en daar wilde ik mee doorgaan. Toen ik in 1940 mijn eindexamen deed, was het oorlog en kon je alleen studeren als je een verklaring van de Duitsers tekende, dat deed niemand, ook ik niet. Ik ging op zoek naar werk, maar er was weinig werk. Ik werd aangenomen door de spoorwegen. Het was een heel saaie klus, ik dacht: God o God, hoe ga ik dit volhouden? Gelukkig werd mijn vader overgeplaatst naar Borne. In Hengelo kon ik als kaartjesverkoper op het station aan de slag.’

Wat zou je willen studeren als je dat had gedaan?

‘Bij Stichting Mariposa ontmoette ik een jonge vrouw die in Wageningen ging studeren. Zijn motivatie was om te voorkomen dat er iets mis zou gaan in het wild. Dat zou ook iets voor mij zijn geweest.”

Hoe heb je je toekomstige echtgenoot ontmoet?

—In het Hengelo pension waar ik tijdens de oorlog woonde. Hij was de zoon van de hospita en tevens enig kind. In eerste instantie zag ik het helemaal niet. Ik was 19 jaar oud en ik zag een 17-jarige jongen met een korte broek en knobbelige knieën. Toen ik de hospita ontmoette, begon hij op zeer demonstratieve wijze piano te spelen, om te laten zien wat hij kon. En hij kon er iets mee, Eduard was een getalenteerd muzikant. Later zou hij naar het conservatorium gaan en orkestdirigent en muziekleraar worden. Hij was een grote oude man en erg grappig, hij maakte me altijd aan het lachen. Ik ging een keer met zijn moeder naar de bioscoop, hij stond bij de uitgang op ons te wachten. Zijn moeder ging mee met een kennis en ik liep met Eduard naar huis. Ik zal niet zeggen wat daar gebeurde, maar toen begon alles tussen ons.

Vond je haar uitbundigheid leuk, als een verlegen meisje uit een rustig gezin?

“Het was erg leuk met hem. Hij was enorm grappig. Hij verraste me met een andere manier van acteren en praten dan ik gewend was en hij wilde van alles met me doen: wandelen, danslessen volgen, op vakantie. Toen, tijdens ons huwelijk, hadden we ook veel ruzie, het is een wonder dat we altijd samen waren. Maar er was altijd iets met hem aan de hand, hij nodigde vaak mensen uit. Alleen hij kon een kathedraal vullen’, zei een vriend zijn.’

Ben je überhaupt betrokken geraakt?

‘Hij bepaalde voor een groot deel wat er gebeurde, hij wilde gewoon dingen doen met het gezin die hij zelf had bedacht, en anders zouden we niet gaan. Als ik aandrong, zou hij boos worden en weggaan. Dat vond ik behoorlijk geruststellend. Maar na een paar dagen kwam hij altijd terug. Toen hij thuiskwam wilde hij meteen samen dansen en toen zong hij: ‘Ik huurde een huis met tuin, gelegen in een leuke buurt. En als ik zo naar mijn bloemen kijk, voel ik me rijk als een koning.’ Een heel vrolijk lied van Henri Theunisse.

‘Ik vond het niet erg om financieel afhankelijk te zijn van mijn man. Ik hoefde hem nooit om geld te vragen, hij gaf het uit zichzelf. Ik hield echter een accuraat kasboek bij. In de jaren zeventig volgde ik een Vos-cursus Vrouwen wenden tot de samenleving, die tot doel had vrouwen zelfverzekerder te maken. Daar zag ik hoe zachtmoedig veel vrouwen waren. Een notaris kwam hem uitleggen wat hij kon doen om minder afhankelijk te zijn. Dat was nieuw voor mij. Ik kende een jonge vrouw die bang was voor haar man en hem nooit het huis uit liet gaan. Mijn man was dominant, maar niet op die manier. Wel had hij moeite om mij naar die cursus te krijgen, hij voelde zich bedreigd en was bang dat ik mijn eigen pad zou volgen. Hij wilde dat zijn eten gekookt werd. Maar ik volgde niet mijn eigen pad, ik kon mezelf niet van hem scheiden.

Heb je een idool?

‘Elvis Presley. Ik hoorde zijn muziek voor het eerst toen we met mijn gezin naar een kunstschaatswedstrijd op tv keken. Ik had nog nooit zoiets gehoord en ik vond de muziek meteen leuk en zijn stem was geweldig. Mijn man hield niet van rock-‘n-roll, dus na zijn dood begon ik naar Presley’s cd’s te luisteren. Op mijn 100e verjaardag zongen mijn kinderen en kleinkinderen een zelfgemaakt liedje voor mij, gebaseerd op de tekst van mijn favoriete liedje: Houten hart.’

De tekst is naast de bank gelamineerd. Het tweede en derde vers zeggen:

Ze haalt het nieuws in de krant / de hele wereld staat in brand / ze heeft haar mening / het zijn allemaal klootzakken.

Ze kookt graag zelf / En ze winkelt bij de Albert Heijn / Ze leeft zuinig en gezond / maar ze wordt nog steeds een beetje rond / Komt het door de desserts of door de taarten?

En wie zijn volgens jou klootzakken?

(Ze begint te lachen:) ‘Mag dat? Ik ben goed in het zeggen van slechte woorden. Ik denk dat de mensen die ambulancepersoneel lastigvallen klootzakken zijn, ze doen gewoon goed werk. Op zulke mensen kan ik heel boos worden. En over het uitschot van het voetbal met hun zinloze geweld.

Over taarten gesproken: bijna alle 100-jarigen die ik ken zijn zoetekauwen en taarten zijn moeilijk te slikken.

‘O ja? Ik hou ook van koekjes en taarten. Daarmee kun je dus honderd jaar oud worden.”

Aukje Vennik-Vermaas

Geboren: 12 januari 1924 in Hilversum.

woont: zelfstandig, in Groningen

gezin: twee kinderen, drie kleinkinderen, twee achterkleinkinderen

beroep: secretaris

weduwe: sinds 1995

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *