close
close

Er zijn specifieke risicofactoren voor grensoverschrijdend gedrag binnen de media en de culturele sector.’

“Een informele cultuur van stilte kan ook leiden tot een gevoel van gevangenschap, wat op geen enkele manier bevorderlijk is voor de creativiteit”, schrijft socioloog Mart Willekens in reactie op het verhaal.Het leven is niets anders dan een droom‘ van theaterregisseur Julie Cafmeyer. Hij deed een paar jaar geleden onderzoek naar ongepast gedrag in de culturele sector en zette een reeks risicofactoren op een rij.

In haar post ‘Het leven is maar een droom’ vraagt ​​Julie Cafmeyer zich af of sommige van haar generalisaties over grensoverschrijdende ervaringen verkeerd zijn. Is het mogelijk om al die subtiele, contextafhankelijke handelingen, die vaak letterlijk balanceren op de grens tussen acceptabel en onaanvaardbaar, te vatten in een beladen term als ‘grensoverschrijdend gedrag’?

In een studie (2018) over dit onderwerp probeerde de Universiteit Gent precies dat te doen. Op basis van een uitgebreid representatief onderzoek hebben wij onderzocht hoe vaak medewerkers in de cultuur- en mediasector te maken krijgen met ongepast gedrag. Dit onderzoek geeft een idee van hoe wijdverspreid de ervaringen zijn die in de post van Cafmeyer worden besproken. Maar liefst 75% van de vrouwen die werkzaam zijn in de cultuur- en mediasector heeft het afgelopen jaar minstens één gebeurtenis in hun professionele omgeving ervaren die zij als grensoverschrijdend beschouwen. De helft ervoer grensoverschrijdend gedrag. Voor mannen liggen de cijfers iets lager: 58% had ongewenst gedrag waargenomen en 18% had dit zelf ervaren.

Bij vrouwen kwamen incidenten op communicatief niveau het meest voor. Hierbij ging het bijvoorbeeld om het maken van ongepaste seksuele opmerkingen of grappen over de vrouw in kwestie (23%), het ongepast gebruik van seksuele signalen (30%) of het behandelen van iemand als dom of incompetent op basis van geslacht (41%). Ongepaste vorderingen, zoals het herhaaldelijk aandringen op ontmoetingen buiten de werkcontext ondanks eerdere afwijzingen (20%) of ongepaste aanrakingen (41%), waren ook incidenten die veel vrouwen in de cultuur- en mediasector zagen of meemaakten.

Mannen ervoeren deze dingen minder vaak of beschouwden ze minder vaak als grensoverschrijdend. Een belangrijke verklaring voor dit verschil is dat dit gedrag jegens vrouwen vaak impliciet of expliciet gepaard gaat met een aanval op hun professionele status door middel van processen van seksuele objectivering of intimidatie. Mannen zullen dit gevoel van verlies van professionele status minder vaak ervaren bij seksueel expliciete benaderingen of benaderingen in een werkcontext.

Het voordeel van dit soort cijfers is hun generalisatie. Door meerdere incidenten van uiteenlopende aard bij elkaar te brengen, wordt duidelijk hoe groot het probleem is en hoe vaak dit gedrag binnen de sector voorkomt. De angst dat er uit een geïsoleerd geval te sterke conclusies kunnen worden getrokken, verdwijnt. Eén persoon kan zich iets voorstellen, 75% niet. Het nadeel is dat je kunt gaan discussiëren over de exacte betekenis van dat getal.

Vaak kwam uit het onderzoek de vraag naar voren: Zijn deze cijfers uit de cultuur- en mediasector uitzonderlijk hoog of komt dit soort gedrag overal zo vaak voor? Het is heel lastig om daar een antwoord op te formuleren. Veel hangt af van de manier waarop de vraag wordt gesteld, wie de onderzoekers zijn en wie de respondenten zijn.

Bovendien maakt de aard van het onderwerp het moeilijk om een ​​exacte interpretatie van een dergelijk cijfer te geven. Percepties zitten in de hoofden van mensen en worden door verschillende dingen beïnvloed. We merkten bijvoorbeeld op dat vooral vrouwen en mannen met een meer feministische houding ook vaker grensoverschrijdend gedrag waarnamen of ervoeren. Mannen en vrouwen die deze attitudes niet of minder delen, zullen het waarschijnlijk gemakkelijker vinden om bepaald gedrag te negeren dat voor anderen beslist problematisch is.

Door cijfers objectief en accuraat te presenteren, kun je als onderzoeker dit soort discussies vermijden. Als critici echter te veel nadruk leggen op hun objectiviteit, kunnen ze de waarde van deze cijfers in twijfel trekken.

Risicofactoren

Interessanter dan de discussie “is hij lang of klein?”. zijn de specifieke risicofactoren die de prevalentie van dit soort gedrag binnen de cultuur- en mediasector mede bepalen. De eerste belangrijke factor is ook de reden waarom zoveel mensen graag in die sector werken, namelijk de informele omgeving. Hier wordt de meer formele afstand tussen collega’s, die in andere sectoren vaker voorkomt, zoveel mogelijk vermeden. Er zijn maar weinig onderwerpen die taboe zijn en het overschrijden van artistieke, humoristische en persoonlijke grenzen wordt aangemoedigd. Intensieve samenwerkingen creëren snel zeer persoonlijke banden, die kunnen leiden tot diepe en hechte vriendschappen, maar soms ook tot intense conflicten of persoonlijke antipathieën. Het feit dat er in deze omgevingen momenten zijn waarop dingen misgaan, is voor de meeste mensen in de branche acceptabel. Vooral daders zullen dat argument vaak gebruiken. ‘Het was maar een grapje’, waarmee impliciet wordt gezegd dat iedereen die er niet om kan lachen saai is en geen plaats heeft in de culturele sfeer.

Het probleem ligt vooral in een tweede groep risicofactoren: de precaire arbeidssituatie in de culturele sector, die tot uiting komt in de sterke concurrentie om belangrijke posities binnen het vakgebied, de grote baanonzekerheid en het belang van de noodzakelijke informele netwerken. bijvoorbeeld om subsidiedossiers te verkrijgen. Deze dingen zijn de keerzijde van een informele professionele omgeving, waar het avontuur kan uitmonden in een nachtmerrie, vooral wanneer de klassieke mechanismen van geslacht, macht en status die we ook in meer klassieke professionele omgevingen aantreffen een rol gaan spelen.

Het ontbreken van een formele structuur kan arbeidsrelaties vertroebelen, waardoor mensen alleen blijven in grensoverschrijdende confrontaties. Als de relaties waarin dit soort gedrag voorkomt zeer persoonlijk worden, wordt de kans groter dat dit gedrag leidt tot persoonlijke schuld van het slachtoffer. Bovendien kan het gebrek aan actiemogelijkheden in een omgeving die als gratis wordt bestempeld er gemakkelijk toe leiden dat je de eer opeist voor dingen en gebeurtenissen waarover je weinig controle hebt. Soms is het makkelijker om een ​​keuze te accepteren dan toe te geven dat je niet veel keus had.

Ook de risicofactoren die leiden tot grensoverschrijdend gedrag in de cultuur- en mediasector zijn zaken die de sector zijn eigenheid geven. Om je plek te veroveren, is het essentieel om je eigen pad te banen. Dit trekt vooral eigenzinnige artistieke persoonlijkheden aan die bereid zijn offers te brengen om een ​​professionele positie veilig te stellen. In ‘Het leven is niets anders dan een droom’ beschrijft Cafmeyer hoe moeilijk het is om los te komen uit een omgeving die je kansen biedt om je levensdroom te verwezenlijken en je tegelijkertijd dwingt gedrag te accepteren dat je grenzen overschrijdt. Formele structuren en procedures, zoals een vertrouwenspersoon, meldpunten en andere verantwoordelijke instanties, kunnen een uitweg uit deze situatie bieden. Hoewel het loutere bestaan ​​ervan geen garantie is voor succes. Uit ons onderzoek blijkt dat jongere slachtoffers met een wat lagere beroepsstatus het lastig vinden om op deze manier een uitweg te vinden. Zij beperken zich over het algemeen tot het zoeken naar informele steun van collega’s en vrienden. Het zijn vooral slachtoffers met een wat hogere beroepsstatus die via officiële instanties de confrontatie binnen een organisatie durven aan te gaan. Voor andere groepen zal de nadruk vooral liggen op strategieën die gericht zijn op preventie en het creëren van een veilige werkcultuur waarin dit soort gesprekken niet opzij worden gezet totdat rijders bescherming bieden.

Deze preventieve strategieën vereisen een meer formele organisatiestructuur die in eerste instantie in strijd lijkt met het vrijgevochten karakter van de sector. Een informele cultuur van stilte leidt echter ook tot een gevoel van gevangenschap, wat geenszins tot creativiteit leidt. Wetenschappelijk onderzoek hiernaar kan daarbij helpen, maar het naar voren brengen en laten zien van de specifieke dynamiek waarbinnen dit soort gedrag ontstaat, is nog belangrijker om verandering binnen het vakgebied zelf te bewerkstelligen.

Dat kan het beste via artistiek onderzoek, waarbij verhalen worden verteld die het probleem in al zijn complexiteit tastbaar maken. Dit is ook de kracht van de publicatie ‘Het leven is niets meer dan een droom’: de fictionalisering van echte gebeurtenissen geeft verhalende kracht aan een werkelijkheid die nooit in algemene cijfers te vatten is.

Mart Willekens is postdoctoraal onderzoeker aan het departement sociologie (UGent)

Jessy Siongers is hoogleraar cultuurmanagement (VUB) en coördinator van het kenniscentrum cultureel onderzoek.

John Lievens is professor aan het Departement Sociologie (UGent) en promotor/coördinator van het kenniscentrum cultureel onderzoek.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *