close
close

Een privéwoning is alleen mogelijk voor geregistreerde stellen.

Fiscale partners kunnen slechts één woning samen bezitten, ook als ieder in een aparte woning woont. De Hoge Raad ziet geen reden om de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam te vernietigen.

De zaak (Hoge Raad 9 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:197 en Hof Amsterdam 29 maart 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:723) verloopt als volgt. Een man en een vrouw zijn geregistreerde paren en hebben een LAT-relatie. Ieder heeft een woning waarin hij of zij woont en staat ook ingeschreven bij de gemeente. Zij geven ieder hun woning als hun eigen woning aan in hun gezamenlijke aangifte inkomstenbelasting. De inspecteur corrigeert de aangifte en wijst één van de woningen aan als bezitting in box 3.

De rechtbank verwijst naar art. 3.111 lid 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001, waarin is bepaald dat voor een belastingplichtige en zijn fiscale partner samen meer dan één hoofdwoning niet in aanmerking wordt genomen. Het beroep slaagt niet. De man en vrouw zijn ervan overtuigd dat ze gelijk hebben en gaan in beroep bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad oordeelt zonder verdere motivering dat het hoger beroep niet kan leiden tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank.

Belang voor de praktijk

Geregistreerde paren zijn net als echtgenoten fiscale partners van elkaar. Deze regeling is opgenomen in art. 5e Algemene Rijksbelastingwet (AWR). Aan de belastingdienst zijn geen nadere voorwaarden gesteld. Het volstaat dat u echtgenoot of geregistreerd partner bent. Er zijn geen materiële voorwaarden voor bijvoorbeeld de wijze waarop de onderlinge financiën zijn geregeld of bijvoorbeeld de eis tot samenwoning. In kunst. In 3.111 lid 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is bepaald dat voor een belastingplichtige en zijn fiscale partner meer dan één hoofdwoning niet in aanmerking wordt genomen.

Bij meer dan één gewone verblijfplaats kunnen de belastingplichtige en zijn of haar partner bij het indienen van de aangifte gezamenlijk kiezen welke woning als gewone verblijfplaats moet worden aangemerkt. Als u niet gezamenlijk maar afzonderlijk aangifte doet, is de aangifte die als eerste bij de Belastingdienst terechtkomt bepalend voor de keuze. De verkiezing kan elk jaar worden herhaald. Als er geen keuze wordt gemaakt, is geen van de hoofdwoningen een eigen woning in box 1. Alleen bij beëindiging van het geregistreerd partnerschap kan ieder zijn eigen woning als eigen woning/hoofdverblijf in box 1 aanwijzen.

In een kamerbrief van 5 februari 2020 (kenmerk 2019-0000158950) reageerde toenmalig minister van Financiën Hoekstra op een verzoekbrief van een echtpaar dat zich in een soortgelijke situatie bevond. Dit echtpaar vond het oneerlijk dat zij volgens de inkomstenbelastingwetgeving slechts één woning als eigen woning mochten aanwijzen (box 1), terwijl zij volgens het Burgerlijk Wetboek (BW) geen samenwoningsplicht hadden.

Hoekstra geeft in reactie daarop aan dat het Burgerlijk Wetboek en de belastingwetgeving naast elkaar bestaan. Het doel en de reikwijdte van de belastingwetgeving zijn vaak geheel anders dan die van de civielrechtelijke wetgeving. In het burgerlijk recht staat het huwelijksrecht toe dat een man en een vrouw elk eigenaar zijn van het huis waarin zij wonen. Vervolgens bepaalt de Wet inkomstenbelasting 2001 hoe de belastingen in de beschreven situaties zijn georganiseerd. Volgens de minister impliceert dit niet automatisch een conflict tussen beide wetgevingen.

Fontein: Juridisch en Fiscaal Nationale Nederlanden


487

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *