close
close

Jager-verzamelaars hielden vanaf het begin vee bij Swifterbant

Er is nog een nieuw ‘ouder’ record in de archeologie. Archeologen en onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen en de Universiteit Leiden hebben de eerste sporen van veehouderij in Noord-Europa gevonden. Reden genoeg voor het wetenschappelijk tijdschrift. Oudheidwaar ze deze dinsdag hun ontdekking zullen publiceren en er een persbericht aan zullen wijden.

De mensen van de Swifterbantcultuur leefden tussen 4240 en 4050 voor Christus. In het huidige Flevoland werd vee gehouden. ‘Ruim tweehonderd jaar eerder dan eerder werd aangenomen’, zegt Daan Raemaekers, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen en een van de leiders van een NWO-project over de opkomst van de domesticatie van dieren in Nederland. Toch is daten niet het belangrijkste resultaat van het onderzoek, voegt hij eraan toe. “Dat hebben we kunnen vaststellen met behulp van zoölogisch, botanisch, genetisch en biochemisch onderzoek. als De mensen van de Swifterbantcultuur hadden toen al vee onder controle.”

Druk en bewust

“Er waren twee kleine kuddes, die op verschillende manieren werden grootgebracht en verschillend voedsel aten”, zegt archeozoöloog Nathalie Brusgaard, nu van de Universiteit Leiden en eerste auteur van het onderzoek. Oudheidartikel, een. “De mensen van de Swifterbantcultuur waren dus druk en bewust bezig met de veehouderij.”

Deze cultuur, herkenbaar aan het puntaardewerk, dankt zijn naam aan het dorp Swifterbant in het oosten van Flevoland, waar in de jaren zestig de eerste vindplaatsen werden ontdekt. ​​In de prehistorie maakte het gebied deel uit van de primitieve riviervallei van een voorloper van de IJssel . Toen was het een vochtig gebied vol beken en moerassen. Maar er waren ook dijken met bossen erop en riet aan de randen. De mensen van de Swifterbant-cultuur leken regelmatig op deze (tijdelijk) droge plaatsen te hebben geleefd en leefden voornamelijk van de jacht op vissen, vogels en zoogdieren zoals bever en herten en het verzamelen van fruit en noten. Opgegraven botfragmenten maakten duidelijk dat er ook enkele schapen, varkens en koeien in de tijdelijke schuilplaatsen rondzwierven.

Dierlijke botfragmenten

Sinds hun “ontdekking” maken Swifterbanters deel uit van lang bekende culturen in Groot-Brittannië, Noord-Duitsland en Scandinavië, die in het 5e millennium voor Christus als rondzwervende jager-verzamelaars leefden. Tegelijkertijd waren er ten zuiden van deze groepen al mensen die als sedentaire boeren van vee en landbouw leefden. In Nederland woonden die eerste boeren in Limburg.

“Onder archeologen was het jaar 4000 voor Christus, lange tijd een magisch getal”, zegt Raemaekers. “Vroeger waren er in Noord-Europa jager-verzamelaars, maar later waren die er niet meer, want toen was iedereen boer geworden. Dat idee blijkt te simpel.”

Al in 2007 ontdekte Raemaekers, toen hij Swifterbant zelf onderzocht, dat de zaak complexer was. Eerder werd aangenomen dat de granen die op de locaties werden gevonden, niet zelf waren verbouwd, maar van andere plaatsen waren gehaald. De ontdekking van een veld met schoffelsporen leverde echter het bewijs dat de Swifterbanters zich ook als jager-verzamelaars bezighielden met kleinschalige landbouw.

Voor nieuw onderzoek dat duidelijk maakt dat de Swifterbanters ook vee hielden, onderzochten Brusgaard en verschillende andere onderzoekers opnieuw de botfragmenten van dieren die in de jaren zestig en zeventig in Swifterbant waren opgegraven. “Er zijn duizenden botfragmenten geïdentificeerd, voornamelijk van wilde dieren. Bij rundvee gaat het om een ​​paar honderd fragmenten en bij varkens om meer dan tweeduizend”, zegt hij. “Ze zijn goed bewaard gebleven en liggen al die tijd opgeslagen in de provinciaal archeologisch depot van Lelystad.”

wilde varkens

Uit de lengte van sommige botten kon hij afleiden dat het vee veel kleiner was dan bijvoorbeeld de wilde oeros van de Deense Ertebølle, die tussen 5.400 en 4.000 voor Christus leefde. “Dat betekent dat de Swifterbantrunderen gedomesticeerd zijn.” Dat geldt ook voor de varkens, die ongeveer even groot waren als de ongetwijfeld gedomesticeerde varkens uit een jongere locatie bij Schipluiden. De onderzoekers ontdekten meer variaties in grootte onder de varkens, zegt Brusgaard. “Waarschijnlijk hebben sommige varkens gepaard met wilde zwijnen en zijn het hybride exemplaren. Uit etnografische voorbeelden is bekend dat varkens vrij rond mochten lopen, wetende dat het intelligente dieren waren die zouden terugkeren.”

Brusgaard nam een ​​monster van 23 varkensbotten en 43 runderbotten om isotopenonderzoek uit te voeren om te bepalen wat de dieren hadden gegeten. Uit analyse van koolstof- en stikstofisotopen (C-13 en N-15) bleek dat er twee groepen runderen te onderscheiden zijn, die elk een apart dieet hadden. “Een analyse van de vroegere ecologie van het gebied rondom de locatie laat zien dat het verschil tussen de groepen niet veroorzaakt kan zijn door natuurlijke variatie in de beschikbaarheid van voedingsstoffen in de omgeving. Het verschil moet dus het resultaat zijn van menselijk ingrijpen: de Swifterbanters lieten bewust de ene groep in de bossen grazen en de andere in de moerassen of op door hun eigen vee bemeste weilanden. De omvang van de kuddes is een kwestie van giswerk, zegt Raemaekers. “Het gaat in ieder geval niet om enorme kuddes.”

Flexibiliteit

Je moet niet denken dat de Swifterbanters de veehouderij zelf hebben uitgevonden, benadrukt Raemaekers. “Ze hebben het van boeren elders afgepakt. Deze contacten bestonden gewoon. Maar landbouw en veeteelt waren niet exclusief voor de Swifterbanters: zij waren zelf de acteurs, zij namen zelf de beslissing. Archeologen zijn nog steeds geneigd de overgang van jagen en verzamelen naar landbouw te beschouwen als een lang, lineair evolutionair traject. “De Swifterbant-cultuur biedt een casestudy die archeologen dwingt deze verhalen te heroverwegen en in plaats daarvan de flexibiliteit van prehistorische samenlevingen te onderzoeken.”

Luc Amkreutz, conservator prehistorie van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden, is het daarmee eens als hem wordt gevraagd commentaar te geven op het onderzoek. “Dit bevestigt het al lang bestaande idee dat er in de prehistorie verschillende wegen waren naar het agrarische bestaan.” Volgens Amkreutz laat het nieuwe onderzoek duidelijk zien “hoe de Swifterbanters verschillende levensstijlen in harmonie combineerden en grotendeels zichzelf bleven.” Ook hij ziet ruimte voor toekomstig onderzoek: “Vóór 4200 voor Christus moeten er al ‘experimenten’ zijn geweest met deze manier van leven. “Om dit te ontdekken hebben we meer sites nodig die hopelijk met dezelfde methoden kunnen worden onderzocht.”




Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *