close
close

Verdrag van Maastricht 2.0 en de verzorgingsstaat – deel 1

Op 23 april keurde het Europees Parlement nieuwe regels voor de begrotingen van de lidstaten goed. Volgens de nieuwe begrotingsregels moeten de lidstaten over een periode van vier tot zeven jaar toewerken naar een begrotingstekort van 3 procent van het bruto binnenlands product.

Voor België zou dit een jaarlijkse inspanning van 3,4 miljard euro betekenen. Laten we, voordat we de gevolgen hiervan analyseren, eerst kijken naar de huidige situatie in Europa, zowel voor de eurozone (blauwe lidstaten) als voor de andere Europese landen.

tafel 1

Maastricht 1.0 en details van de nieuwe richtlijnen Maastricht 2.0

Het oorspronkelijke Verdrag van Maastricht uit 1992 diende als leidraad voor de oprichting van de Europese Economische en Monetaire Unie (EMU) in 1999 en betekende dat landen die wilden deelnemen aan de eenheidsmunt hun begrotingen strikt op orde moesten hebben. Daarom voorzagen de strenge regels in een maximaal begrotingstekort van 3% en een maximale schuldquote van 60%.

Al snel werd duidelijk dat bij strikte handhaving er niet veel gekwalificeerde mensen op 1 januari 1999 zouden verschijnen voor vertrek. Daarom werd de schuldsaldorichtlijn aangevuld met ‘60% of een aangetoonde historie van’. Wij streven naar 60%. ” Ze begonnen dus met 10 en Griekenland werd op het laatste moment toegelaten.

De gebeurtenissen door de jaren heen – vooral sinds 2008 (grote financiële crisis) en 2020 (Covid-pandemie) – hebben het begrotingslandschap in de eurozone veranderd. De EU is daarom van mening dat het nodig is om opnieuw nieuwe regels toe te passen: de drempel van 60% blijft op papier geldig, maar in de praktijk wordt de lat aanvankelijk op 90% gelegd, ongeveer het huidige gemiddelde schuldsaldo in de eurozone (zie tabel hierboven ). ).

Landen die deze norm overschrijden – in combinatie met een begrotingstekort groter dan 3% – moeten de komende 4 tot 7 jaar begrotingsinspanningen richting 3% doen en vervolgens richting 1,5%. Voor België betekent dit een extra jaarlijkse inspanning van 3,7 miljard euro tot 2030.

Zoals uit bovenstaande tabel blijkt, valt niet alleen België onder dit strengere keurslijf. Grotere lidstaten, zoals Frankrijk (nr. 2), Italië (nr. 3) en Spanje (nr. 4), zullen op de middellange termijn ook aanzienlijke begrotingsinspanningen moeten leveren.

Politieke commentaren in de pers en vergelijking met andere lidstaten

Traditionele kritiek blijft verschijnen in zowel de linker als de rechter politieke sector. Links beweert dat dit onmogelijk is, dat dit niet gerechtvaardigd is vanwege de broodnodige investeringen in duurzaamheid, en dat dit het einde van de westerse verzorgingsstaat zou inluiden.

Rechts daarentegen is van mening dat het niet te ver gaat en ook niet streng genoeg is, dat het in de praktijk een loze belofte zal blijven en dat landen als Ierland hebben laten zien dat dit niet noodzakelijkerwijs kan en hoeft te leiden tot een economische crisis en/of sociaal kerkhof.

Wat Ierland betreft moet dit in perspectief worden geplaatst. Het land kende een schuldenexplosie na het bank- en vastgoeddebacle van 2007-2008, waarbij de schuldquote van 45% (2007) naar 115% in 2012 schoot. Vandaag, slechts tien jaar later, zitten we net boven de 40%.

Hoe is dat mogelijk? Uiteraard heeft Ierland zich daarvoor moeten inspannen, maar het land heeft ook steun gekregen van Europa. In 2016 keurde de Europese Commissie een voorstel goed waardoor Ierland een nieuwe methodologie mag toepassen om zijn bbp en economische groeicijfers te berekenen (bijvoorbeeld voor multinationals en de berekening van hun toegevoegde waarde). Als gevolg hiervan heeft Ierland sinds 2015 een zeer hoge gemiddelde bbp-groei gerealiseerd, in sommige gevallen zelfs meer dan 10%. Als gevolg hiervan zal de begrotingsschuldquote (vergeleken met de noemer van het bbp) uiteraard sneller dalen.

Ierland verdient lof voor zijn pijnlijke inspanningen, maar er kleeft ook een ‘ja, maar’ aan het ‘wonder’.

Zijn de huidige hoge schuldquoten te wijten aan een te dikke verzorgingsstaat, zowel in België als in de rest van de EU? Eén manier om dit te onderzoeken is door te kijken naar de mate waarin de overheid het economische systeem overneemt. Dit kan gedaan worden in termen van belastingdruk (percentage van het inkomen/bbp), maar ook in termen van overheidsuitgaven als percentage van het bbp (sociale uitgaven, gezondheidszorg, onderwijs, enz.). Wat dit laatste betreft, verkrijgen we de volgende classificatie:

Uit bovenstaande grafieken blijkt dat de gemiddelde overheidslast aanzienlijk is (50%) en dat landen die relatief hoog scoren ook in een precair en onstabiel begrotingsklimaat verkeren.

Is de kritiek dan terecht en is het nodig om de verzorgingsstaat te ontvetten? Ja en nee, want uit bovenstaande tabel blijkt ook dat het anders kan. Landen als Zweden en Denemarken beschikken over ruime overheidsuitgaven (48-49%), maar bevinden zich in een uiterst gezond begrotingsklimaat (zie Tabel 1). Die analyse wordt vervolgd in een tweede bijdrage, waar zeker lessen uit kunnen worden getrokken.

Wilt u maandelijks de laatste financiële informatie in uw inbox? Schrijf u in op de Nagelmackers-nieuwsbrief en ontvang regelmatig updates van experts.

Christofer Govaerts is hoofdeconoom en investeringsstrateeg bij Bank Nagelmackers. Deze column is niet bedoeld als professioneel beleggingsadvies of als aanbeveling om bepaalde beleggingen te doen.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *