close
close

Kolom | Wie wordt de eerste minister van het programmakabinet?

Als er tegenwoordig een breed regeerakkoord komt, zal de hele wedstrijd in Den Haag draaien om de vraag wie. Welke ministers zullen er zijn? En ook: wie gaat dit team leiden? Wie wordt de premier van een ‘buitenparlementair’ programmakabinet?

Alle scenario’s die de ronde doen (voormalig klokkenluider, oud-politicus met een vervaagd partijprofiel of andere superpolderers) wijzen in essentie op een zwakke premier. De leiders van de PVV-, VVD-, NSC- en BBB-partijen blijven waarschijnlijk in de Tweede Kamer. De Toren zal dus in handen vallen van iemand zonder het persoonlijk gezag dat gebaseerd is op een goede verkiezingsuitslag.

Omtzigt wil de rol van de premier terugbrengen tot die van ‘primus inter pares’

De interne formatiedynamiek dwingt dit resultaat langs twee wegen af. Enerzijds de politieke wens van de NSC van Pieter Omtzigt om de rol van de premier terug te brengen tot die van ‘primus inter pares’. Hij is niet langer het hoofd van het ministeriële team, maar eerder de ‘eerste onder gelijken’. Aan de andere kant het groeiende besef bij de NSC en de VVD dat een benoeming tot premier van verkiezingswinnaar Geert Wilders de internationale reputatie van Nederland zou schaden, waarna de PVV-leider dit verlies opvatte met: “Als het Ik niet, en jij ook niet. ”

Maar een handelaar uit Torentje heeft roekeloze consequenties. Zeker, in onze lange parlementaire geschiedenis zijn premiers zonder eigen verkiezingsmandaat geweest. Wetenschappers op het gebied van het staatsrecht zullen het de komende weken graag raadplegen. Maar dat alles duurde lang voordat het EU-lidmaatschap zijn invloed op de Nederlandse regering liet gelden (in een interactie die sowieso urgente aandacht vereist, zoals Vestert Borger en ik vorige week zeiden). Het groene Amsterdam argument).

Kijk vandaag naar het Europa en je zult zien: de premier keert terug naar ‘primus inter pares’, dat kan niet meer. In de Europese Unie nemen de verzamelde presidenten en premiers alle belangrijke beslissingen, of het nu gaat om Oekraïne, de uitbreiding, migratie of de euro. Zijn instelling, de Europese Raad, “bestaat uit de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten” (artikel 15 van het EU-Verdrag). Je kunt niet zeggen: sorry, voor Frankrijk, Duitsland of Polen is het prima, maar dat aantal ontbreekt ons. Zoals premier Rutte in 2016 opmerkte: “Ons staatsrecht erkent dit mandaat (regeringsleider) niet, maar er is werkelijk niemand in Brussel die daarom anders naar mij kijkt.”

Iedereen die, zoals het coalitiekwartet bedoelt, een premier zonder persoonlijk gezag naar dit gebied stuurt, zal een prijs betalen. Het tast het vermogen aan om de Nederlandse belangen op het hoogste Europese niveau te vertegenwoordigen. Europese collega’s verwachten met een regeringsleider te spreken en niet met een boodschapper.

Verschillende buitenlandse regeringsleiders hebben hier de laatste tijd mee geworsteld. De Italiaan Giuseppe Conte, die in 2018 als onbekende rechtenprofessor als premier uit de hoed werd getrokken door de populistische verkiezingswinnaars, de Vijfsterrenbeweging en de Noordelijke Liga, stond op hun eerste top ongemakkelijk tussen de andere politieke leiders. Dat zijn alfadieren, ze ruiken angst.

Op dezelfde manier wisten alle Europese leiders in de tijd van de nationalistische PiS-regering in Polen zaken te doen met de leider van de partij, Lech Kaczynski. Maar deze Poolse sterke man voelde zich thuis in Warschau, terwijl premier Mateusz Morawiecki op het Europese toneel voor hem moest werken. Hij werd gedwongen zijn baas Kaczynski op elk moment van een Europese top te bellen en werd daardoor door de andere leiders veel minder serieus genomen.

Het scenario dat zijn oorsprong vindt in de vorming van een zwakke premier zonder internationale invloed vereist noodverbindingen. In het verleden hadden regeringen een staatssecretaris voor Europese Zaken, gevestigd in Buitenlandse Zaken en nauw samenwerkend met de premier. Ben Knapen was de laatste in Rutte I. Sindsdien hebben de opeenvolgende ministers van Buitenlandse Zaken Europa zelf erbij betrokken, maar vooral sinds de oorlog in Oekraïne hebben ze daar nauwelijks tijd voor gehad.

Gezien de ernstige EU-problemen waarmee we in het volgende ministeriële mandaat te maken zullen krijgen – wapens voor Oekraïne, oostelijke expansie, meerjarenbegroting, plus kopzorgen van mest tot migratie – valt er veel te zeggen voor de benoeming van een minister van Europese Zaken. Zaken deze keer. Iemand die het overzicht houdt, de premier bijstaat in de aanloop naar de Europese Raad en collega-ministers wijst op de overwegingen waar we als land mee te maken hebben. Want in Brussel wordt er altijd geruild en gehandeld op het hoogste niveau (“Als je een mestprobleem hebt, dan verwachten we dat Bosnië zich daaraan houdt”).

Zo’n minister van Europese Zaken, die daar nog die van Buitenlandse Handel aan zou kunnen toevoegen, is zeker geen volwaardig alternatief voor een gezaghebbende premier, maar het is in ieder geval een steunpilaar.

Luuk van Middelaar is historicus en politiek filosoof.




Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *