close
close

De Peruaanse kunstenaar Arturo Kameya toont de surveillancestaat als een spookhuis

De Venezolaanse toneelschrijver José Ignacio Cabrujas vergeleek het land ooit met een hotel: het land is een tijdelijke plek die geen eigendom is van de bewoners en dus niet hoeft te worden gerenoveerd. De Peruaanse kunstenaar Arturo Kameya (1984), woonachtig in Amsterdam, liet zich inspireren door dit idee van de Staat als louche hotelmanager. voor de tentoonstelling Ondoorzichtige geesten transformeerde Marres, het Huis van Hedendaagse Cultuur in Maastricht, tot een vervallen hotel vol geesten en mechanische vissen.

Wie het majestueuze huis van de voormalige burgemeester uit de 17e eeuw betreedt, heeft het gevoel een soort observatiebox te betreden. Dat wil zeggen: een vuile kijkdoos: de kamers ademen een griezelige sfeer uit door de afbladderende verf, TL-buizen en sepiatinten die Kameya heeft aangebracht. Het interieur is een allegorie van de Peruaanse staat, die er niet in slaagt zijn burgers een basisniveau van comfort en gelijke kansen te bieden. De set weerspiegelt een fantasiewereld, waar de waarheid minder belangrijk is dan alternatieve werelden vol geesten en mythen die burgers oproepen om aan het dagelijkse lijden te ontsnappen.

Rozentuin en bierfontein

In de lobby zie je bijvoorbeeld ‘Rosary’, een klein vierkant schilderij waarop vrome handen een rozenkrans vasthouden. Elders hangt een schilderij met een waterkraan waaruit schuimend geel water door bierpullen stroomt. Kameya gebruikt het om de toestand van zijn land te beschrijven: religie en verdovende middelen zijn twee veel voorkomende onderdelen van het Peruaanse dagelijkse leven.

Kameya balanceert soms op de dunne lijn tussen een hotelopstelling vol geesten en een spookhuis, waarbij het kitscherige effect van een spookhuis helaas terrein wint in een van de kamers. Op een houten paneel is een kat met lichtgevende rode ogen geschilderd. De kamer wordt donkerder en beetje bij beetje beginnen er in paren meer rode lichten te verschijnen, alsof de katten samen een groep wilde dieren zijn, wat gepaard gaat met harde geluiden.

Van Ondoorzichtige geesten De kunstenaar bekritiseert de Peruaanse staat, die in de 20e eeuw nog steeds lijdt onder cocaïne-export, corruptie en de gevolgen van het kolonialisme. Zo is de koloniale ongelijkheid alleen maar groot op het gebied van de taal: inwoners moeten hun belastingaangifte in het Spaans indienen, terwijl in plattelands- en berggebieden Quechua de voornaamste gesproken taal is en slechts een minderheid van de inwoners van Europese afkomst is. Hierdoor ontstaat er afstand tussen de inheemse gemeenschappen, die Inca-tradities met christelijke tradities vermengen, en de overheid.

Arturo Kameya liet zich inspireren door het idee van de staat als een louche hotelmanager

Foto Gert Jan van Rooij

Japanse invloed

Peru is de thuisbasis van de tweede grootste Japanse diaspora, na Brazilië. Kameya’s grootouders kwamen negentig jaar geleden ook vanuit Okinawa naar Peru. De Nikkei, zoals deze immigranten worden genoemd, gebruikten hun huizen vaak als opslagplaatsen voor alles wat ze hadden gekocht, herinnerde Kameya zich op de tentoonstelling. Het werk ‘Ghosts are another mond to feed’ laat een heel typisch huiselijk tafereel zien: een hoardershuis. Omringd door afval, van kleding tot glazen flessen, gestapelde stoelen, donkere kasten en een houten elektrische piano die automatisch speelt, staat een lage eettafel in het midden van de kamer. De tafel is gedekt en er wordt een leeg tonijnblikje verplaatst, wat opnieuw een griezelige sfeer creëert.

Het werk verwijst naar alle bovennatuurlijke verhalen die de Peruaanse media in de jaren negentig domineerden en door de overheid werden gecreëerd om rookgordijnen op te werpen rond wat er werkelijk is gebeurd. Tegelijkertijd is het niet erg duidelijk hoe het Nikkei-huis vol rommel zich verhoudt tot de allegorie van de staat als hotel. Barricaderen de Nikkei zichzelf in de drukke privéruimte van hun huizen om zich te verbergen voor een regering die transparantie van haar burgers eist?

Vissen

De laatste kamer is donker en bevat indrukwekkende mechanische vissen. Er ligt donker vuil op de vloer, de kamer is bedekt met sepiagroen en een mechanische vis trilt op de tafel. Kameya verwijst hier naar de onlangs overleden Peruaanse kunstenaar Juan Javier Salazar. Salazar definieerde het Peruaanse bestaan ​​door te verwijzen naar de vissen voor de kust van Peru die vrolijk rondzwemmen zonder te weten dat ze al aan de meelindustrie zijn verkocht. Dit doet denken aan de bekende parabel van David Foster Wallace, waarin de ene vis aan de andere vis vraagt: “hoe is het water?’ waarop de andere vis reageert: ‘Wat is water in hemelsnaam??’.

‘Geesten zijn weer een mond om te voeden’ van Arturo Kameya.
Foto Gert Jan van Rooij

Kameya weet zijn geboorteland ongetwijfeld zo scherp te analyseren omdat hij zich buiten de Peruaanse bubbel bevindt. Maar uiteindelijk is het aan de bezoeker om zich een indruk te vormen van deze prachtige voorziening. Omdat er weinig wordt uitgelegd (er zijn geen borden in het museum en de inleidende tekst van de tentoonstelling hangt op een makkelijk te missen plek boven de kassa), blijft vooral de griezelige sfeer hangen.

Soms is het gebrek aan context jammer. Je weet niet welke muziek er in sommige kamers speelt, de meeste nationale historische referenties zullen je ontgaan. Tegelijkertijd zouden te veel verklaringen het onderliggende idee van de tentoonstelling vernietigen: Ondoorzichtige geesten verwijst naar het recht dat bewoners moeten hebben om ondoorzichtig (onkenbaar, autonoom) en anders (bijvoorbeeld een andere taal te spreken) te zijn voor de machthebbers. Een visie die urgenter wordt met de opkomende surveillancestaten. Er wordt van de burgers transparantie geëist, terwijl de machtsmechanismen in Peru doorgaans ondoorgrondelijk zijn.

‘Rosario’ van Arturo Kameya.
Foto Gert Jan van Rooij




Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *