close
close

Henk Mesman: The Black Light – DordtCentraal

DORDRECHT – Henk Mesman schrijft maandelijks voor Dordt Centraal een artikel over de geschiedenis van onze stad en haar omgeving. Dit keer over ‘het zwarte licht’, de black-out en het Museum ’40-’45.

Ik denk dat ik een kind van een jaar of 10 was toen ik rondsnuffelde in het schuurtje achter ons huis. Mijn vader had planken langs de muren gebouwd om dozen in op te bergen. Die dozen trokken mijn aandacht, of in ieder geval hun inhoud. In een oude schoenendoos vond ik, samen met schroeven, moeren en andere rommel, een zwart geverfde fietslamp.

Déjà vu

In 1978 verhuisde ik van Rotterdam naar Dordrecht. In de jaren tachtig bezocht ik voor het eerst Museum ’40-’45 aan de Nieuwe Haven 26. Het was een kleurrijke verzameling van allerlei spullen uit de Tweede Wereldoorlog. Veel van de tentoongestelde voorwerpen kwamen mij bekend voor. Dat kwam onder meer doordat mijn vader mij veel over de oorlogsjaren had verteld. Mijn aandacht werd getrokken door een fietslampje, waarvan het lampje zwart was. Ernaast zat een kaartje: ‘fietslicht uit’. Boven de kristallen bol zat een klein raampje waar licht doorheen viel, zodat het niet naar boven kon schijnen. Het kwam als déjà vu in me op: de lamp in de schuur van mijn vader!

Black Out

Eind 1944 vlogen veel geallieerde vliegtuigen vanuit Engeland over Nederland om Duitsland te bombarderen, vooral ‘s nachts. De piloten lieten zich onder meer leiden door de verlichting van de steden waar ze overheen vlogen. Door deze ‘lichtbakens’ te verduisteren, wilde de bezettingsmacht het vliegeniers zo moeilijk mogelijk maken om hun weg te vinden. Om dit te doen, werden burgers gedwongen ondoorzichtig papier te gebruiken om alle ramen tegen licht te beschermen. Hiervoor werden rollen zwart papier verkocht. Deze werden als een soort rolgordijnen boven de ramen geplaatst. Toen het donker werd, trokken ze aan een touw, waardoor het ondoorzichtige papier voor het raam bleef hangen. Bloempotten werden over het algemeen gebruikt om het papieren “rolgordijn” aan de vensterbank te bevestigen. Gaten en scheuren in het papier werden met tape dichtgemaakt. Van acht uur ‘s avonds tot acht uur de volgende ochtend mocht niemand zonder vergunning (“Ausweis”) naar buiten. In die tijd werd er veel gebruik gemaakt van de fiets, ook ‘s nachts, als het donker was. De vuurtoren had een deksel met horizontale sleuven waardoor licht binnenkwam. In het achterlicht is gebruik gemaakt van een ondoorzichtig fietslicht. De slechte verlichting op de fietsen was voldoende om elkaar op straat te ontwijken. De fietsverlichting was onzichtbaar voor de piloten van de overvliegende vliegtuigen.

Museum ’40-’45

Zoals zoveel musea is ook het Dordrechts Museum ’40-’45 voortgekomen uit een particuliere collectie. KP Makkelie (1930-2000) uit Dordrecht verzamelde in de jaren 70 allerlei voorwerpen die verband hielden met de Tweede Wereldoorlog. Hij richtte zijn aandacht vooral op Dordrecht en omgeving. Makkelie woonde in een appartement aan de Kotterstraat. Alles wat hij uit deze periode te pakken kon krijgen, bewaarde hij in zijn kelder. Hij exposeerde zijn collectie op verschillende plekken in Dordrecht. Hij deed het voor het eerst in 1974 bij de gemeentearchiefafdeling in Dordrecht. Zijn collectie groeide gestaag. De kelder van het appartement werd te klein en Makkelie ging op zoek naar een grotere ruimte voor zijn collectie. Verschillende voormalige verzetsstrijders kwamen hem te hulp. In samenwerking met hen werd in 1986 de Museumstichting ’40-’45 Regio Dordrecht opgericht. Met steun van particulieren, ondernemers en gemeentelijke subsidie ​​kocht de stichting in 1988 het pand Nieuwe Haven 26.. De hele Makkelie-collectie was hier. Kort daarna richtte het bestuur van het museum de vereniging Vrienden van het Museum ’40-’45 op. Het doel hiervan is het aantrekken van vrijwilligers voor de exploitatie van het museum en het onderhouden en uitbreiden van de collectie. Na dertien jaar verhuisde het museum in 2001 naar het kleinere gebouw Nieuwe Haven 27.

Museumproblemen

In 2017 heeft de gemeente Dordrecht het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) opdracht gegeven onderzoek te doen naar de werking van Museum ’40-’45. De conclusies: de collectie die Makkelie bijeenbrengt is zeker een museum waard. Een collectie is echter nog geen museale tentoonstelling. De educatieve boodschap en de natuur moeten de boventoon voeren, vooral onder de jongeren, voor wie het museum bij uitstek bedoeld is. Er was nauwelijks een duidelijke groepering van de objecten die met elkaar verband hielden. Er waren te veel stukken in de kleine tentoonstellingsruimtes. De begeleidende teksten waren vaak te lang en in een te klein lettertype geschreven.

Nieuw concept

Onder meer naar aanleiding van het NIOD-rapport vond een grote reorganisatie plaats. Dat gebeurde onder leiding van de nieuwe voorzitter Ed Vermeulen, die in 2021 aantrad. Momenteel is alleen het merendeel van de museumobjecten te zien. Het oorlogsdrama was onderverdeeld in thema’s. Objecten die aan elkaar gerelateerd zijn, worden gegroepeerd en vormen een thema. ‘Mijn’ zwarte fietslamp staat in een glazen vitrine met dimbaar thema. Er is een duidelijke ruimtelijke ‘orde en scheiding’ gecreëerd tussen de verschillende thema’s. Dit museum is zeker een bezoek waard. De aanwezige vrijwilligers leiden u graag rond.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *