close
close

Hoe EU-landbouwsubsidies dierlijke producten met een hoge uitstoot bevorderen

Ruim 80 procent van de landbouwsubsidies van de EU gaat naar de productie en voeding van dieren. Deze producten zijn verantwoordelijk voor 84% van de voedselgerelateerde broeikasgasemissies in de EU. Dat blijkt uit nieuw onderzoek van drie Leidse onderzoekers, gepubliceerd in Nature Food. “Als we doorgaan zonder over te stappen op een veerkrachtiger systeem, zullen de zaken zich uiteindelijk tegen ons keren”, zegt co-auteur Paul Behrens.

De EU-lidstaten geven enorm veel geld uit om de landbouw te subsidiëren. Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) bedroeg in 2013 57 miljard euro en is daarmee de grootste uitgave in de EU-begroting. Uit nieuw onderzoek van de Universiteit Leiden en Chatham House blijkt dat het grootste deel van dit geld gaat naar de dierlijke productie en het verbouwen van planten zoals maïs, tarwe en gras om deze dieren te voeden.

Voerproductie blijft ‘onzichtbaar’

Van die 57 miljard euro per jaar gaat ongeveer 80 procent naar boeren die zich bezighouden met de productie van dieren of veevoer. Als we dierlijke producten die niet voor consumptie zijn, zoals leer, buiten beschouwing laten, stijgt het cijfer naar 39 miljard.

Als we non-feed producten buiten beschouwing laten, komt dit neer op 39 miljard. Verrassend genoeg gaat er meer geld naar de productie van veevoer (21 miljard euro) dan naar de dierlijke productie zelf (18 miljard euro). Behrens, een van de hoofdauteurs van het artikel, merkt op dat de productie van diervoeders vaak enigszins ‘onzichtbaar’ blijft voor het publiek. “Want als mensen velden vol planten zien, beseffen ze vaak niet dat die in de eerste plaats bedoeld zijn om dieren te voeden.”

Promovenda Anniek Kortleve vindt dit hoge cijfer buitengewoon ‘maar niet verrassend’, aangezien het GLB-beleid zich vooral richt op landgebruik. Hoe groter het gebruikte landoppervlak, hoe groter de subsidie, en dieren nemen nu eenmaal het grootste deel van de landbouwgrond in beslag. Ongeveer 75 tot 80 procent van het land dat nodig is om voedsel voor EU-burgers te produceren, wordt gebruikt voor de veehouderij en de teelt van veevoer. De productie van fruit, groenten en granen voor directe menselijke consumptie neemt aanzienlijk minder ruimte in beslag.

Dit is in strijd met het ambitieuze doel van de EU om de uitstoot te verminderen

De dierlijke productie is ook verantwoordelijk voor het merendeel van de voedselgerelateerde broeikasgasemissies in de EU. Dierlijke producten die door het GLB worden gesubsidieerd, zijn verantwoordelijk voor 84% van de voedselgerelateerde broeikasgasemissies in Europa. Dit hoge cijfer is in strijd met de ambitieuze klimaatdoelstelling van de EU, die streeft naar een emissiereductie van minimaal 55% in 2030 en uiteindelijk nul in 2050. De landbouw is momenteel verantwoordelijk voor ongeveer 10% van de broeikasgasemissies in de EU.

Een transitie van een dierlijk naar een plantaardig dieet kan bijdragen aan deze klimaatdoelen. Behrens vindt het verrassend dat “GLB-subsidies de voorkeur geven aan dierlijke producten met hoge emissies.” Mogollón, tevens hoofdauteur, wijst erop dat, naast de gezondheid van de planeet, “subsidies het speelveld vertekenen ten koste van plantaardig voedsel dat veel minder land in beslag neemt.” Voedingsmiddelen die minder impact hebben, zoals fruit, groenten en noten, blijven relatief duurder dan ze met dezelfde steun zouden zijn.’

Ontevreden boeren en beschadigde gewassen

Het veranderen van de verdeling van subsidies is geen eenvoudig proces. Behrens herinnert zich een tijd waarin subsidies gebaseerd waren op hoeveel boeren produceerden, in plaats van op hoeveel land ze gebruikten. “Dit leidde tot overproductie en tonnen ongebruikte boter en melk.”

Het huidige systeem stelt ons voor nieuwe uitdagingen. Ondertussen zijn boeren in heel Europa ongelukkig en heeft de klimaatverandering nu al gevolgen voor de voedselproductie en voor schadelijke gewassen. Dit alles onderstreept de noodzaak van verandering. “Als we doorgaan zonder over te stappen op een veerkrachtiger systeem, zullen de zaken zich uiteindelijk tegen ons keren”, zegt Behrens. “Het is beter om nu te veranderen dan te wachten tot de omstandigheden je daartoe dwingen.”

De onderzoeker geeft een voorbeeld van een mogelijke oplossing waarbij we het landgebruik veranderen. “Sommige kleine boeren maken moeilijke tijden door”, zegt hij. Ze lijden verliezen en GLB-subsidies zijn hun enige steun. Moedig hen aan om hun land anders te gebruiken, om het voor het algemeen belang te gebruiken. Help ze CO2 de biodiversiteit behouden of verbeteren, met behoud van de subsidies.’

Op 1 april publiceerde Nature Food magazine het artikel van Anniek Kortleve, José Mogollón en Paul Behrens, alle drie werkzaam bij de Universiteit Leiden, samen met Helen Harwatt van Chatham House in Londen. Het Royal Institute of International Affairs, beter bekend als Chatham House, is een Britse denktank gevestigd in Londen.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *