close
close

RTV Maastricht – De vrouwen van Maastricht in de spotlight

Ter gelegenheid van Internationale Vrouwendag 2024 een bescheiden terugblik, hoewel enigszins vanaf nul voorbereid, niet zonder bewondering en respect, van enkele vrouwen uit Maastricht. Sommigen van hen kennen we bij naam, anderen, maar niet minder belangrijk: we kennen ze alleen als onderdeel van een groep.

‘Onbekende’ arme vrouwen (en mannen). Zij werden begraven in het zogenaamde Ellendigenkerkhof, aan de westkant van het Vrijthof (van de apsis van de Sint-Servaaskerk tot de plaats waar nu de Groote Sociëteit staat, op de hoek van het Vrijthof en het Keizer Karelplein).

De vrouwen van Maastricht als menselijk schild

De Spaanse Furie, oftewel de plundering van Maastricht, vond plaats op 20 oktober 1576, tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Het Maastrichtse garnizoen bestond uit Spaanse katholieke soldaten en Duitse lutherse soldaten. Om de orde te handhaven en conflicten te vermijden werden de Spanjaarden in Wyck en de Duitsers in Maastricht ondergebracht. Toen de Spaanse gouverneur Montesdoca er niet in slaagde de lonen terug te betalen, verslechterde de situatie. De Duitsers kwamen, gesteund door het stadsbestuur, in opstand. Montesdoca wilde onderhandelen, maar werd gevangengenomen zodra hij de Sint-Servaasbrug overstak. De Spaanse soldaten buiten Maastricht wilden de gouverneur bevrijden, ze trokken Wyck binnen, drongen zich een weg over de brug en gebruikten de Maastrichtse vrouwen als menselijk schild. Het centrale punt van de strijd die meerdere dagen duurde, was de Markt. Deze schermutselingen werden vanwege hun wreedheid de Spaanse Furie genoemd. Het is niet bekend hoeveel vrouwen zijn omgekomen.

In 1642 werd Anna van Randwyck benoemd tot “weesmoeder” (regentes) van het hervormde weeshuis, dat van 1640 tot 1690 gevestigd was in het Minderbroedersklooster aan de Sint Pietersstraat in Maastricht. Zij werd begraven in de Sint-Janskerk.

Elisabeth Gruyters (foto)

Elisabeth Gruyters (1789-1864) is de stichter van de orde van de Zusters van Liefde van Sint Borromeus of de Zusters onder de Bogen (1837). In het jaar van haar oprichting bestond de communiteit uit slechts vier zusters. Ze vonden een huis aan de Lenculenstraat. Maastricht viel nog steeds onder de staat van beleg vanwege de Belgische opstand, wat betekende dat alles wat katholiek was als pro-Belgisch werd beschouwd. Generaal Dibbets, de militaire commandant, had geen bezwaar tenzij koninklijke goedkeuring werd gegeven. Om dit te bereiken profileerde het klooster zich als een religieuze vereniging met als doel een liefdadigheidswerk (namelijk de (religieuze) opvoeding van arme kinderen en de ziekenzorg. In 1845 vestigden zich ongeveer 40 religieuzen in het oude dekenaat van Sint-Jan. -Servaas. Elisabeth Gruyters was voorstander van het stichten van meerdere zusterhuizen in de stad. Ook in Sittard werd een communiteit opgericht, maar deze laatste stichting zorgde voor verdeeldheid. De communiteit van Sittard ging verder als een orde van de Zusters van Liefde van het Kostbaar Bloed .

Botteressen zijn vrouwen uit Maastricht, maar ook uit Luik, die zwaar werk doen. De naam komt van de Waalse term “botte”, een transportmand. De botteresses droegen uitgegraven aarde of houtskool in een mand op hun rug. In andere gevallen droegen ze een kalf, een halve koe of soortgelijke zware lasten. Zij droegen bij tot de aanleg van het kanaal Luik-Maastricht (1846-1850).

Getrouwde fabrieksarbeiders eind 19e eeuw.

De parlementaire onderzoekscommissie van 1887 sprak met name met bezorgdheid over de benarde situatie van getrouwde fabrieksarbeiders. In Maastricht was het aantal vrouwelijke werknemers relatief hoog (het is niet bekend hoeveel procent van hen getrouwd was); De omstandigheden van het combineren van werk, zwangerschap en zorg voor het gezin waren zonder uitzondering moeilijk. Zwangere vrouwen werkten vrijwel altijd tot vóór de bevalling (niet werken betekende geen inkomen) en gingen na de bevalling snel weer aan het werk. Daarbij komen nog de slechte levensomstandigheden (gebrek aan licht, lucht, ruimte) en het gebrek aan hygiëne, goede voeding en medische zorg die voor een hoge kindersterfte zorgden.

Maria Josepha Truijers-Koekelkoren Mevrouw Truijers was de laatste bewoner van het Conventje van de Zeven Wees, een werkhuis aan de Ridderstraat bedoeld om bewoond te worden door zeven vrouwen (alleenstaand of weduwe, rooms-katholiek en uiteraard met een goed karakter) in de leeftijd tussen 1 en 2 jaar. jaren zestig en tachtig… Kortom, hij was zo arm dat, zoals blijkt uit schriftelijke bronnen, de levensomstandigheden, als ze niet in strijd waren geweest met de geest van het klooster, het bedelen hadden kunnen aanmoedigen. Mevrouw Truijers overleed op 6 april 1922, 89 jaar oud.

De zusters van de orde van Sint Juliana de Falconieri (in de volksmond bekend als Juliaantjes) stichtten in 1951 een communiteit in Maastricht, met als voornaamste doel het verlenen van steun aan de armste gezinnen door middel van kraam- en ziektezorg (en uiteraard ook pastoraal werk). . . .

Anna Cornelia Wynandts-Louis

Mevrouw Wynandts-Louis (1882-1957) werd in 1909 lid van de Socialistische Vrouwenpropagandaclub van de SDAP. In 1920 werd zij verkozen tot eerste raadslid van Maastricht (en van Nederland). Haar eerste termijn als raadslid duurt twintig jaar. Na de Tweede Wereldoorlog was hij voor een tweede periode raadslid (1945-949). Hij richtte zijn aandacht vooral op zaken als de openbare hygiëne, de armenzorg en de situatie van getrouwde vrouwen.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *