Midden-Drenthe roept Den Haag op om het lijden van de Molukse KNIL-militairen te erkennen. ‘Emotionele en fysieke schade’

Dat blijkt uit brieven die burgemeester en wethouders in mei naar burgemeester en wethouders stuurden. Huis van Afgevaardigden of ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft gestuurd. Hiermee geeft de raad gehoor aan een wens van het gemeentebestuur. Vorig jaar stelde hij unaniem voor om Den Haag te vragen de ‘emotionele en fysieke schade’ te erkennen die de eerste generatie Molukse KNIL-militairen en hun families heeft geleden.

Met deze petitie wil de gemeente ook ‘de geschiedenis markeren, want de Molukse gemeenschap is een onlosmakelijk onderdeel van onze gemeenschap’.

Ontslag

De betreffende militairen hebben bij het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger gevochten in de strijd tegen de onafhankelijkheid van Nederlands-Indië, het huidige Indonesië. Vanwege hun loyaliteit aan Nederland konden ze daar na de onafhankelijkheid niet blijven omdat ze als collaborateurs werden gezien. Op militair bevel werden ze in 1951 naar Nederland verscheept.

Bij aankomst in Nederland werden de militairen uit het leger ontslagen en kwamen terecht in kampen, waaronder Woonoord Schattenberg, op het terrein van het voormalige kamp Westerbork. Daar woonden voormalige soldaten en hun gezinnen in barakken in slechte omstandigheden.

Vorige oproep

Voormalig Drentse Centraal-burgemeester Mieke Damsma riep eerder op tot erkenning van het lijden van de Molukkers. In 2021, precies zeventig jaar na de komst van de Molukkers in Rotterdam, belde zij samen met zestien andere burgemeesters door Volkskrant dat de regering het lijden van de Molukse gemeenschap erkent. Onder de ondertekenaars bevonden zich ook de burgemeesters van Assen, Hoogeveen en Midden-Groningen. Die oproep werd niet beantwoord.

Staatssecretaris Van Ooijen was niet bereikbaar voor commentaar.