Het terugkeerbesluit voor onderdanen van derde landen blijft gehandhaafd

De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het oordeel van de Raad van State. Omdat de minister aanvankelijk bescherming bood aan onderdanen van derde landen op grond van de richtlijn tijdelijke bescherming, vielen zij onder de eventuele automatische verlengingen van die bescherming. Het daaropvolgende verlengingsbesluit in kwestie werd echter genomen op basis van een nieuwe beoordeling van de situatie in Oekraïne. De staatssecretaris kon daardoor opnieuw bepalen of derdelanders met een tijdelijke verblijfsvergunning onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming moeten blijven vallen. De staatssecretaris had al aangegeven een einde te willen maken aan de tijdelijke bescherming van deze groep derdelanders. De rechtbank komt in navolging van de Raad van State tot de conclusie dat de tijdelijke bescherming van derdelanders op 4 maart 2024 van rechtswege is vervallen.

In gevallen waarin onderdanen van derde landen brieven van de minister van Buitenlandse Zaken hebben betwist, oordeelt de rechtbank dat dit geen besluiten zijn waartegen een procedure kan worden ingesteld.