close
close

Advies van de procureur-generaal aan de Hoge Raad: Veroordelingen door liquidatie in Rotterdam in 2018 kunnen worden bevestigd

Advies van de procureur-generaal aan de Hoge Raad: Veroordelingen door liquidatie in Rotterdam in 2018 kunnen worden bevestigd

De zaak

Deze zaak gaat over de moord op een 64-jarige man op 17 oktober 2018 in Rotterdam. Het slachtoffer werd met een machinegeweer neergeschoten door de bestuurder van een scooter (de hoofdverdachte) toen hij in een Volkswagen Polo zat die stil stond op een druk kruispunt. De schutter kende het slachtoffer niet. Hij had een telefoon met een foto van het slachtoffer en zijn adres en auto. Er zijn aanwijzingen dat de schutter de moord heeft gepleegd in ruil voor geld. De medeverdachte was een neef van het slachtoffer. Hij overhandigde de telefoon die de schutter had en waarop de gegevens van het slachtoffer stonden. De rechtbank stelt vast dat de hoofdverdachte (minstens) twaalf keer met het pistool heeft geschoten in de richting van de auto waarin het slachtoffer reed. Het slachtoffer overleed acht dagen later aan schotwonden. Tijdens de schietpartij raakte een kogel het busje dat zich achter het voertuig van het slachtoffer bevond. De inzittende van dat busje bleef ongedeerd.

Het gerechtshof in Den Haag heeft de hoofdverdachte veroordeeld tot 23 jaar gevangenisstraf wegens moord en poging tot moord. De medeverdachte werd schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan moord en het witwassen van geld en een duur horloge. Hij werd veroordeeld tot 14 jaar gevangenisstraf.

Beide verdachten gingen in beroep bij de Hoge Raad.

Cassatie (klachten)

Advocaten van beide verdachten vragen het Hooggerechtshof om de uitspraken van de rechtbank ongedaan te maken. In de zaak tegen de hoofdverdachte werd onder meer geklaagd over de vaststelling van de rechtbank dat de verdachte een voorwaardelijk voornemen had om de inzittende van het busje te doden. Ook zijn er klachten ingediend over overschrijding van de redelijke behandeltermijn. In de zaak tegen de medeverdachte is onder meer sprake van opzet tot medeplichtigheid en opzet tot het doden van het slachtoffer.

AG Raad

De procureur-generaal is van oordeel dat in de zaak van de hoofdverdachte de klacht van voorwaardelijk opzet niet slaagde. De rechtbank stelt vast dat de hoofdverdachte van de moord een wapen gebruikte dat in korte tijd veel kogels kan afvuren en ontworpen was voor schietpartijen van dichtbij. Daarom is het wapen zeer dodelijk, vooral van dichtbij. Ook stelde de rechtbank vast dat het busje waarin de inzittende werd aangetroffen zich direct achter de Volkswagen Polo van het dodelijk aangereden slachtoffer bevond. De verdachte stond schuin voor zijn Volkswagen Polo toen hij in korte tijd (minstens) twaalf kogels afvuurde. Volgens de procureur-generaal kon de rechtbank oordelen dat de kans groot was dat de inzittende van het busje minstens één kogel in vitale delen van het lichaam had opgelopen. De AG houdt er rekening mee dat er een aanzienlijk aantal kogels uit het machinegeweer is afgevuurd en dat de vrachtwagen waarin de inzittende zich bevond zich op korte afstand en binnen het schietbereik van het vuurwapen bevond. Ook kon de rechtbank oordelen dat de hoofdverdachte willens en wetens het grote risico op overlijden had aanvaard nu hij het plan had uitgevoerd om het beoogde slachtoffer op klaarlichte dag op een druk kruispunt van het leven te beroven en er inmiddels geen bewijs meer is. dat de verdachte ook enkele voorzorgsmaatregelen heeft genomen om te voorkomen dat hij iemand anders dan het dodelijk gewonde slachtoffer zou raken. De rechtbank hoefde haar beslissing niet nader te motiveren.

Ook in de zaak van de medeverdachte zijn de hoger beroepen volgens de procureur-generaal niet succesvol geweest. Naar het oordeel van de procureur-generaal kon de rechtbank oordelen dat de medeverdachte medeplichtigheidsbedoeling had. Ook kan de rechtbank oordelen dat de medeverdachte de bedoeling had het dodelijk getroffen slachtoffer te doden. Volgens de AG kunnen de door de rechtbank vastgestelde feiten en omstandigheden niet worden verklaard door een ander plausibel scenario dan dat waarin de verdachte wezenlijk heeft bijgedragen aan de moord op het dodelijk getroffen slachtoffer. Een dergelijk plausibel alternatief scenario heeft de verdachte zelf niet aangedragen.

De procureur-generaal adviseert de Hoge Raad daarom de veroordelingen te bevestigen.

Volgens de AG is in beide gevallen echter de redelijke termijn in cassatie overschreden. Volgens de procureur-generaal zou dit moeten leiden tot een verlaging van de opgelegde gevangenisstraffen volgens de gebruikelijke maatstaf.

Uitspraak van het Hooggerechtshof

De uitspraak van de Hoge Raad is (voorlopig) vastgesteld op 4 juni 2024.

De conclusie van de Advocaat-Generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is om dat advies al dan niet op te volgen. De advocaat-generaal maakt deel uit van het parket van het Hooggerechtshof. Het Openbaar Ministerie van het Hooggerechtshof is een autonoom en onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

Publicatie op Rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2024:335

ECLI:NL:PHR:2024:321

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *