close
close

Hoe één (1) rechter weken van vreemde afkeuring kon opleggen in de zaak Kasem/De Vries

Hoe één (1) rechter weken van vreemde afkeuring kon opleggen in de zaak Kasem/De Vries

Eerst het goede nieuws: de rechtbank Amsterdam heeft AD (en DPG) in het gelijk gesteld in het hoger beroep van de zaak over een publicatie over Khalid Kasem, die informatie uit een strafdossier zou hebben gelekt.

Maar dan komt het slechte nieuws: de Nederlandse pers werd een maand lang extreem gekneveld door de uitspraak van één (1) enkelvoudige rechter. Een bewering die, zo lijkt het, zeer slecht onderbouwd was. Als we de uitspraak van het Hof correct interpreteren, komt de veiligheid van De Vries en Kasem vooral in het geding als de naam bekend wordt van de persoon die Kasem benaderde om informatie te lekken, en het Hof nu heeft besloten hem te arresteren. Het lijkt erop dat het verbod voor AD (en alle andere DPG-kanalen) om over de opnames te schrijven is uitgevaardigd omdat de opnames, al dan niet gestolen, gesprekken bevatten die binnen de geheimhoudingsplicht van de advocaten zouden vallen.

Uiteraard is Royce de Vries erg boos dat de opnames van zijn vader zijn gelekt. Maar zoals de rechtbank ook opmerkt in paragraaf 4.12: de geheimhoudingsplicht wordt beoogd “de betrokken advocaten en de directeur van het kantoor”. Degenen die ervoor hadden moeten zorgen dat vertrouwelijke gesprekken niet uitlekken, zijn degenen die ze hebben opgenomen (al dan niet in het geheim). Dat is het begin van de schending van de vertrouwelijkheid. Bovendien kwamen Royce de Vries en Khalid Kasem pas op de hoogte van de AD-publicatie doordat de krant hen om hun mening vroeg.

Als je een persbericht over relevant misbruik kunt verbieden door erop te wijzen dat het gebaseerd is op informatie die jij (of je officemanager) geheim had moeten houden, is dat één ding. Maar het feit dat een grote persorganisatie op basis van dit argument (en dus niet op grond van het veiligheidsrisico) kan worden verboden enige verwijzing te maken naar het bestaan ​​van die informatie (die doorgaans al bekend is vanaf de eerste publicatie). Het is werkelijk beschamend dat een constitutionele staat.

Het feit dat niemand iets kan zeggen over deze gedenkwaardige uitspraak is absoluut zorgwekkend. Want we weten nog steeds niet precies met welke argumenten de heer TH van Voorst Vader de pers de mond heeft gesnoerd en het verbod voor betrokkenen om over die verklaring iets te zeggen dat niet in de korte samenvatting staat, blijft van kracht.

Het minste dat u als burger van een rechtsstaat kunt verwachten, is weten welke argumenten worden gebruikt om uw grondrechten te schenden. In debatten over de grenzen van de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid wordt vaak gesproken over het zogenaamde ‘chilling effect’. Maar het feit dat nu iedereen die wordt gehoord over een onaangenaam artikel naar de rechtbank van Amsterdam kan gaan, waar rechters blijkbaar geen heil zien in het opleggen van vergaande en heimelijke beperkingen aan de vrijheid van meningsuiting, dan moet je bij je in beroep gaan alles kan publiceren, het gaat verder. Dit is een ‘bevriezingseffect’ voor de vrije pers.

Het zou wenselijk zijn dat de rechtbank Amsterdam publiekelijk zou reflecteren op deze harde koerswijziging van het Hof. Maar wij voorspellen: dat zal niet gebeuren. Lang leve de rechtsstaat. Hoera. Hoera. Hoera.

EN OH JA: Wij kunnen ons niet voorstellen hoe iemand die partij is in een zaak waarin de vrijheid van meningsuiting zo is geschonden, ooit denkt terug te kunnen keren naar een ‘journalistieke’ organisatie als BNNVARA. Maar als. Wij zijn geen koppel.
BESTE THOMAS BRUNING: Nu in Sofie en Jeroen

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *