close
close

Hoe Tuinwijk-Zuid in Haarlem geen ruïne werd maar bloeide

Tuinwijk-Zuid in Haarlem is “een tuinstad naar Engels idee”, zo valt te lezen op het bruine ANWB-bord dat in de woonwijk uit 1922 bij het Spaarne aan de muur is geschroefd. Ruim een ​​eeuw geleden had Han van Loghem, de architect van Tuinwijk-Zuid, hoge verwachtingen van de tuinstad die gepromoot werd door de invloedrijke Tuinstadbeweging. Met Ebenezer Howard, auteur van het boek Tuinsteden van morgen (1902) en grondlegger van de tuinstadbeweging, vond Van Loghem dat gezinnen in grondgebonden huizen met tuinen moesten wonen. Hij noemde de huizen met meerdere verdiepingen, die de nieuwe woonwijken van de grote Nederlandse steden in de decennia voor en na 1900 vulden, ‘een van de meest inhumane woonvormen ooit bedacht’. Hij vond dat op elkaar gestapelde huizen alleen geschikt waren voor ‘alleenstaanden en ouderen’. “In de nieuwe steden zal het hele huis genoeg zijn voor een gezin, want alleen dan kunnen kinderen in de natuur opgroeien”, voorspelde Van Loghem in 1920 in artikelen over het ‘huisvestingsvraagstuk’. “Heidegebieden, duinen en bossen zijn klaar om de nieuwe tuinsteden te creëren.”

Tuinwijk-Zuid lijkt echter in niets op Letchworth, in het Engelse graafschap Hertfordshire, de eerste tuinstad ter wereld sinds 1904, waar stad en platteland met elkaar verzoend moesten worden. In Letchworth, dat nu meer dan 30.000 inwoners telt, staan ​​voornamelijk vrijstaande huizen in traditionele stijl, twee-onder-een-kapwoningen en terrassen van drie of vier huizen. Tuinwijk-Zuid daarentegen bestaat uit slechts 86 twee-onder-een-kapwoningen met een eigen voor- en achtertuin rondom twee grote collectieve hofjes. Dit maakt Tuinwijk-Zuid niet zozeer een Engelse tuinstad als wel een variant op het oud-Hollandse hofje met rijtjeshuizen rond een hofje, waarvan er vanaf de middeleeuwen tot ver in de 20e eeuw honderden zijn gebouwd.

Kubieke rijtjeshuizen

Van Loghem ontwierp Tuinwijk-Zuid in opdracht van Tuinwijk, een van de honderden woningbouwverenigingen en woningcorporaties die ontstonden na de invoering van de Woningwet van 1901. Het doel van Tuinwijk, opgericht in 1918, was om met de subsidies van de Rijksoverheid overheid en gemeente Haarlem om ruime, betaalbare woningen te bouwen voor leraren, advocaten, artsen en andere ‘middenklassers’, midden in een woonwijk in het toenmalige Heemstede en nu Haarlem.

Foto’s: Lebrina Latupeirissa

Toen Van Loghem begon met ontwerpen, was hij als architect op zoek naar een nieuwe stijl die paste bij het nieuwe tijdperk dat na de Eerste Wereldoorlog was aangebroken. Eerst was Berlage zijn idool, daarna observeerde hij nauwlettend de architectuur van de Amsterdamse School en voelde uiteindelijk iets voor het ‘vierkante geloof’ van de in 1917 opgerichte kunstbeweging De Stijl. De rijtjeshuizen van Tuinwijk-Zuid werden zo ‘kubusvormige’ baksteen. woningen met platte daken en rechthoekige bouwdelen die uit de begane grond steken. Maar Van Loghem geloofde niet dogmatisch in het vierkant: niet alles werd rechthoekig in Tuinwijk-Zuid. Zo zijn de scheidingsmuren van de balkons aan de straatzijde schuin en zijn de drie toegangsdeuren naar de patiotuinen voorzien van tongewelven.

Ook de indeling van de woningen was nieuw. Anders dan in de Nederlandse rijtjeshuizen van die tijd gebruikelijk was, liggen bij de huizen van Tuinwijk-Zuid de keukens niet aan de achterkant, maar aan de straatkant, zodat niet alleen de eetkamer maar ook de woonkamer aan de tuinen grenzen. Hiermee wilde de socialist Van Loghem, die zijn kantoor had omgebouwd tot een coöperatie, het gemeenschapsgevoel van de Tuinwijkers bevorderen. Ook nieuw was het dakterras met pergola aan de straatzijde, waar een groot aantal woningen in voorzien was.

Een ruïne op lange termijn

Toen Tuinwijk-Zuid in 1922 klaar was, sprak de president van Tuinwijk de verwachting uit dat bewoners hun terrassen zouden omvormen tot daktuinen en dat de pergola’s spoedig bedekt zouden zijn met ‘de wilde wingerd, de klimroos of de kamperfoelie’. Maar pergola’s dienden alleen als droogrek voor vuile kleren, schrijft kunsthistoricus Wim de Wagt. Van Loghem. Beeld van levenshouding. (negentienvijfennegentig). Ook in andere opzichten stelde Tuinwijk-Zuid teleur. Door een gebrekkige fundering begonnen de muren van veel huizen al snel na voltooiing te barsten. Er kwamen zelfs veel uitbouwingen aan de straatkant los. Ook hadden de woningen last van lekkages en vochtindringing doordat ze geen spouwmuren hadden. ‘Een langdurige ruïne’, noemt De Wagt Van Loghems ‘collectivistische experiment’.

Foto Lebrina Latupeirissa

Tuinwijk-Zuid faalde echter niet. Ondanks haar tekortkomingen werd de middenklassewijk, met een relatief groot aantal schrijvers, architecten en kunstenaars onder haar bewoners, het ‘kwartier Quartier Latin’ van Haarlem. De bekendste Tuinwijker is de schrijver Godfried Bomans (1913-1971), die van 1943 tot 1961 aan de Zonnelaan 17 woonde. Bomans heeft nu de volgende zin op de muur van een van de deuren geschreven: ‘Iedereen die veel reist, zal dat meemaken. soms ‘had hij misschien de echt interessante dingen opgemerkt over de mensen in zijn eigen straat.’

Tuinwijk-Zuid is ruim een ​​eeuw na voltooiing geen ruïne meer. In 1991 is de wijk gerestaureerd en zijn de woningen goed gefundeerd. En hoewel ruim dertig jaar later de pergola’s nog steeds niet begroeid zijn met klimplanten, lijkt de buurt welvarend. Met hun houten constructies en balkons met balustrades geschilderd in bordeauxrood en eigeelrood behoren de woningen van Tuinwijk-Zuid tot de mooiste rijtjeshuizen van Nederland. En met een keur aan volwassen bomen lijken de binnentuinen op een Engels landschapspark. Tuinwijk-Zuid is nog geen Engelse tuinstad, maar wel één van de grootste en mooiste hofjes van Nederland.




Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *