1 op de 3 huishoudens kan zijn huis niet koelen op warme dagen

Ook woningen in een flat of appartement en woningen in oudere, vaak minder geïsoleerde woningen (bouwjaar vóór 1970) krijgen hun woning op warme dagen vaak niet voldoende gekoeld.

Huishoudens met een laag inkomen wonen relatief vaak in huurwoningen en in flats of appartementen. Bijna de helft (47 procent) van de huishoudens met een laag inkomen zegt dat hun huis niet voldoende wordt gekoeld als het buiten warm is. Voor huishoudens met een hoog welvaartsniveau is dit ongeveer een kwart.

Het openen van ramen is de meest genoemde manier om de woning te koelen

Huishoudens kunnen hun woning op verschillende manieren koelen. Het openen van de ramen in de middag en/of nacht wordt het meest genoemd (72 procent). Ruim 60 procent houdt overdag de ramen of gordijnen gesloten. Ruim de helft maakt gebruik van parasols of rolgordijnen. Ruim 10 procent heeft een vaste airconditioning waarmee ze de woning koelen.

Vaste airconditioning komt minder vaak voor in huurwoningen

Minder dan 5 procent van de huishoudens in huurwoningen, zowel sociale als particuliere, heeft vaste airconditioning. Van de koopwoningen heeft 18 procent een vaste airconditioning. Voor koop-eengezinswoningen is dit 19 procent. Daarnaast overweegt 13 procent van de huishoudens met een eengezinswoning binnen twee jaar de aanschaf van een vast airconditioningsysteem.

Vooral vaste airconditioning in niet-stedelijke gemeenten

Vaste airconditioningsystemen komen vaker voor in niet-grootstedelijke gemeenschappen; 17 procent van de huishoudens in deze gemeenten heeft permanente airconditioning in huis. In zeer stedelijke gemeenten is dit 7 procent. Dit komt doordat in de grote steden relatief veel huishoudens in huurwoningen wonen. Ook wonen er steeds meer huishoudens in een flat of appartement.

Bijna 3 op de 10 Limburgse huishoudens hebben een vaste airconditioning

In Limburg heeft 28 procent van de huishoudens een vaste airco, het hoogste percentage van Nederland. In de overige provincies varieert dit percentage van 7 in Groningen en Flevoland tot 17 in Noord-Brabant.