close
close

Conserveringstoepassing HGB II

In het maandblad Oud-Utrecht pleit redacteur H. de Jong voor de continuïteit van het tweede hoofdgebouw van de Nederlandse Spoorwegen in Utrecht. Hij omschrijft het plan Hoog-Catharijne als uiterst gevaarlijk voor de binnenstad. Dit werd op 23 juli 1964 gemeld door het Utrechtsch Nieuwsblad.

Als het plan Hoog-Catharijne wordt uitgevoerd, zal het aanzien van de stationswijk ingrijpend veranderen. Sterker nog, aan de stationszijde van de Catharijnesingel, op het traject Hoog-Catharijne, kun je nauwelijks een punt herkennen dat nog steeds is zoals het nu is. Niemand zal rouwen om de verdwijning van het oudste van de drie hoofdgebouwen, meent De Jong.

Maar er zit meer in het tweede hoofdgebouw dan op het eerste gezicht lijkt. De redacteur van Oud-Utrecht, het maandblad van de Vereniging voor Beoefening en Kennisverspreiding van de Geschiedenis van Stad en Provincie Utrecht, hoopt dat de HGB II niet alleen voor de historische details van het spoor bewaard blijft. Volgens hem is dit vooral van belang voor het karakter van dit deel van Utrecht.

Volgens de momenteel bekende plannen zal de HGB II niet verdwijnen. Maar Oud-Utrecht lijkt niet helemaal rustig. ‘Het tweede spoorweggebouw beviel de Boven-Catharijnen, maar het zal een beetje misplaatst zijn tussen de nieuwe gebouwen.’ Omdat genade alleen als te riskant wordt beschouwd als basis voor conservering, wordt de historische en architectonische betekenis van het gebouw uitgebreid besproken.

De heer De Jong heeft grote waardering voor de inmiddels zeventig jaar oude creatie van Klinkhamer, met al zijn schoonheden weergegeven te midden van al die harde lineariteit in beton en glas, waar we nog vele jaren tussen zullen moeten leven.

Dit artikel verwijst naar een bespreking van het deel uit 1896 van de HGB II Architectural Review.

Toen het voormalige Rijnspoornet na de inwerkingtreding van de wet van 22 juli 1890 aan de Staat werd overgedragen, waardoor Utrecht het centrum werd van het omvangrijke Rijksspoorwegennet, dat door de maatschappij werd beheerd, moesten er voldoende inspanningen worden geleverd om een recht op huisvesting voor de inmiddels veel completere administratie van de centrale dienst.

Daartoe kocht het bedrijf van de gemeente Utrecht een deel van het buitengebied van Puntenburg van ruim tweeduizend tweehonderd vierkante meter, grenzend aan het bestaande pand, maar daarvan gescheiden door een openbare weg.

Het bedrijf vertrouwde vervolgens de taak voor het ontwikkelen van plannen voor een nieuw gebouw toe aan de heer Jacob F. Klinkhamer, een bouwkundig ingenieur uit Amsterdam, die ook de ontwikkeling van de plannen op zich nam. Op 26 juli 1893 gaf het bedrijf opdracht voor de bouw van een centraal kantoor en aanverwante werkzaamheden, in verband met het oude gebouw. De schatting bedroeg 441.000 gulden, een bedrag dat ondanks alle extra werkzaamheden en upgrades niet is overschreden.

Op 14 augustus 1893 werd de eerste schop de grond in gegaan. In de laatste dagen van augustus 1895 werd een deel van het pand in gebruik genomen door de Centrale Spoorweg Maatschappij, en voor het einde van dat jaar werd het gehele bedrijf daarheen verplaatst naar exploiteren van de Staatsspoorwegen.

De nieuwbouw werd met de oude verbonden door een overdekte brug ter hoogte van de eerste verdieping over de openbare weg. Een tweede aansluiting werd verkregen via een tunnel onder de openbare weg. De brugsteun tussen de gebouwen is vormgegeven als een monumentale poort met twee doorgangen voor rijtuigen en twee voor voetgangers.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *