close
close

Landgenoot Mark Rutte is een vreemde paradox

De eerste keer dat ik Mark Rutte in de natuur zag lopen moet begin oktober 2010 zijn geweest. De dag ervoor was definitief duidelijk geworden dat hij premier zou worden. En daar liep hij, door de toch al lelijke straat tussen het Kurhaus en de Paleispromenade. Wit overhemd, mouwen opgestroopt, zonnebril. Daar liep de man die na een waanzinnige trainingszomer (PVV-steun voor tolerantie, de beruchte CDA-conferentie) onze nieuwe premier zou worden.

Ik vond het een prachtig beeld. Alleen hij had zijn gedachten langs de kust geordend. Niemand keek op of om zich heen. Ik was de enige die instinctief mijn hand opstak en een knikje en een “hallo, hallo” ontving, nog in een zeer vroege uitvoering.

Martin Bril heeft er ooit op gewezen dat er in deze stad een ‘onverschilligheid’ heerst ten aanzien van politieke zaken. In de winkelstraten botsen alleen niet-Haagse dagjesmensen als er een politicus langskomt. ‘Den Haag is politiek gewend, Den Haag weet dat het niet zoveel betekent, Den Haag is wijs. Of moe. Of allebei.’

Ik weet niet of dat helemaal juist is. Er is ook iets grappigs aan die onverschilligheid, ik merk het tenminste als ik met iemand van buiten door de stad loop en Mark Rutte voorbij komt. “Oh ja, hij loopt hier best vaak rond.”

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *