close
close

Boost: ‘Wij zijn zowel een vangnet als een springplank

Al ruim zeven jaar kunnen nieuwkomers en Amsterdammers terecht bij Boost aan de Danie Theronstraat. Nieuwkomers, mensen met een vluchtelingenachtergrond, mensen met status en mensen zonder papieren leren met hulp van ruim honderd vrijwilligers hun weg te vinden in de stad en de Nederlandse samenleving. “Voor hen zijn we zowel een vangnet als een springplank”, beschrijft vrijwilligerscoördinator Rasmus Starink waar Boost wil zijn.

Koos Spikker

MijnDagelijks komen er ruim honderd bezoekers. Voor een rustige kop koffie, of voor de gratis lunch waar dagelijks zo’n tachtig mensen aan deelnemen. In je eigen taal met lotgenoten kunnen praten of Amsterdammers uit de hele stad ontmoeten. “Dat is heel belangrijk”, legt Rasmus uit, “om je te kunnen ontwikkelen moet je rust in je hoofd vinden en ruimte hebben voor iets nieuws.” En het is vooral niet nodig. Dit geldt vooral voor mensen die nog wachten op een verblijfsstatus. Er zijn allerlei verplichtingen, ze moeten van de ene plek naar de andere en ze hebben nauwelijks tijd voor zichzelf. Boost is een vangnet voor deze mensen. Wat we allemaal wel eens lijken te vergeten, is dat dit mensen zijn, gewoon mensen. Daarom praat ik nooit over vluchtelingen, maar over mensen met een vluchtelingenachtergrond.’

‘Het beeld dat vandaag de dag in de samenleving heerst, is doorgaans negatief. Dat beeld blijft in stand als mensen niet met elkaar in contact komen. Een asielzoekerscentrum (AZC) bevindt zich meestal aan de rand van de stad, de afstand tot het gewone leven is te groot en een kaartje voor het openbaar vervoer te duur. En de meeste Amsterdammers komen niet naar het AZC. Eigenlijk zouden veel meer mensen hier bij Boost eens moeten kijken, een weekje bij ons langskomen en dan zullen ze zien dat asielzoekers geen bedreiging vormen, maar met hun verschillende culturen juist onze samenleving verrijken.’

Boost heette aanvankelijk Boost Transvaal, maar ontvangt nu niet alleen meer bezoekers uit het oosten, maar ook uit andere delen van de stad. Daarom is de naam veranderd in Boost Amsterdam. De gemeente draagt ​​ongeveer de helft van de inkomsten bij en ongeveer veertig procent is afkomstig van particulieren. Tegen een kleine vergoeding kunnen organisaties ruimte huren voor hun activiteiten, waardoor het grootste deel van de resterende tien procent wordt opgehaald.

Boost wil met haar aanbod een springplank bieden, een brug om je eigen weg naar de toekomst te kiezen. De naam is niet alleen een knipoog naar de wijk Oost, maar betekent ook zoiets als een impuls, een drang naar iets. Het programma varieert van fiets- en naailessen tot cafetaria- en computerlessen. Een belangrijk onderdeel is de Nederlandse taal. Hiervoor zijn er iedere dag van de week verschillende mogelijkheden, zoals het Taaltheater.

Het vertrek is om één uur en de deelnemers begroeten elkaar eerst samen, ook degenen die te laat aankomen krijgen een hartelijke groet. Theatermaker en vrijwilliger Els van Poppel vertelt dat het vooral gaat om dynamisch en ontspannen samenwerken en dat het leuk moet zijn. ‘Praten, praten en nog eens praten’ is het motto. Zeg nieuwe woorden en nieuwe zinnen op en de hele groep herhaalt ze. Wanneer vrijwilligster Greetje lichaamsdelen benoemt, leidt dit tot actieve deelname waarbij afwisselend nieuwe woorden worden geleerd: staan, lopen, springen en dansen.’

Er wordt veel gelachen, fouten zorgen soms voor vreugde, maar de deelnemers moedigen en ondersteunen elkaar ook, vooral als ze elkaar in sommige uitspraken herkennen. Als Els bijvoorbeeld vraagt ​​’waar droom je van?’ De antwoorden variëren van ‘koffie of vakantie’ tot ‘mijn vrouw en mijn land’.
De echte hilariteit ontstaat wanneer de rekwisieten op tafel worden gelegd. Alles kan gebruikt worden. Een pop, een jampot, een voetbal, een paraplu, een ketting en een oude politiepet. Dit keer gaat het om de diefstal van een gouden ketting. Ismael speelt een strenge maar vriendelijke politieagent met overtuiging.

“Ik zou graag meer Nederlands willen leren”, zegt hij in de pauze. ‘Eerst heb ik tweeënhalf jaar in een asielzoekerscentrum in Brabant gezeten en nu woon ik al vier maanden vlakbij, in mijn eigen huis. Ik ga elke dag naar dit taaltheater en ik ga ook twee keer naar les. Ik denk dat het belangrijk is om dat te doen. En het is grappig!’

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *