Van koe tot cappuccino: de vraag naar lokaal voedsel neemt toe, maar de groei verloopt moeizaam

Er verschijnt een klant aan de balie en Rick Franssens kijkt even weg van de cappuccino die hij aan het maken is. “Ik zal bij je zijn.” Je bent gewend om te multitasken. Als eigenaar van het White Label café aan het Zonneplein in Noord doet hij alles wat hij kan zelf. Een hele klus, zeker als je net als Franssens het liefst met lokale en biologische producten werkt.

Het liefst zou hij al zijn leveranciers zelf kiezen, maar dat kan niet. “Jullie staan ​​hier ook op het veld. Het is dus fijn om iemand te kunnen vertrouwen die dat contact kan onderhouden.”

Groene groei

Daarom werkt hij al jaren samen met Chef Centraal, een leverancier die lokaal eten en drinken verkoopt aan Amsterdamse restaurants. Oprichter Karel Raymakers ziet zijn klantenbestand wekelijks groeien. “Het gaat goed met ons. We hebben 200 klanten en tussen de 40 en 50 leveranciers.” Hij schat zijn wekelijkse omzet op 45.000 euro, 50 procent meer dan vorig jaar. Raymakers lacht trots: “En er liggen nog veel kansen.”

Deze kansen worden steeds vaker benut, zegt de Rabobank. De hoeveelheid voedsel die lokaal in de regio Amsterdam wordt geproduceerd en daar ook wordt verkocht, is sinds 2020 naar schatting verdubbeld.

De politieke leiders van de gemeente en de provincie Noord-Holland zullen daar tevreden mee zijn. Volgens hen heeft de korte keten de toekomst. Nu legt elke hap voedsel gemiddeld 30.000 kilometer af voordat het op ons bord terechtkomt, zo blijkt uit een berekening van ook de Rabobank. 50 procent van ons eten en drinken komt uit het buitenland.

In beweging

Dat moet veranderen, vindt Kees-Willem Rademakers. “Tijdens het coronavirus beseften we plotseling dat onze voedseldistributie niet zo robuust is als we dachten.” Als onderzoeker aan de Hogeschool van Amsterdam richt hij zich op de voedsellogistiek. “De manier waarop we naar voedsel en gezondheid kijken, verandert enorm. Ons hele voedselsysteem verandert.”