Het annuleren van het nieuwe Feyenoord-stadion gaat Rotterdam miljoenen kosten

Het annuleren van een nieuw Feyenoord-stadion heeft de gemeente Rotterdam miljoenen gekost. De gemeenteraad bevestigde een kostenpost van circa 10 miljoen euro, zo wijst Dagblad010 aan.

Gedurende de periode 2019-2022 zal het vooral gaan om de zogenaamde apparatuurkosten. Ze worden ook wel organisatiekosten genoemd en hebben betrekking op de financiële middelen die nodig zijn voor de inzet van personeel, automatisering, apparatuur, huisvesting en andere kosten om organisatorische taken uit te voeren.

Het gemeentebestuur meldt dat er naast de 10 miljoen geen verdere schade is ontstaan, omdat de meeste kosten door private partijen zijn gedragen. Dit zijn vooral stadion Feijenoord en Stichting Gebiedsontwikkeling in Maas. Met name NV Stadion Feyenoord kampt met een aanzienlijke financiële last van bijna € 33,2 miljoen. Hiervoor werd een lening van 17,5 miljoen euro verkregen van de Amerikaanse zakenbank Goldman Sachs. NV Stadion Feyenoord beschikt momenteel niet over de middelen om deze lening op een constante basis af te lossen, waardoor de bank De Kuip op papier kan overnemen.

De gemeente Rotterdam heeft er minder last van en spreekt van buitensporige schade. De overheidsdienst is van mening dat de kosten beheersbaar zijn en schrijft dit toe aan “goed risicobeheer, met… positie papier als een belangrijke spil.” Ook de accountant schetst het beeld dat niet alle kosten voor niets zijn geweest. “Sommige doelstellingen die in het begin zijn geformuleerd, zijn (gedeeltelijk) behaald of de basis is gelegd om deze te bereiken”, aldus de verklaring. De gemeente wijst op materiële baten, zoals de uitvoering van specifieke projecten (mobiliteit), strategische acquisities (alle bedrijfsruimten op het industrieterrein naast Veranda) en het verkrijgen van subsidies van andere overheden. “Maar ook immateriële baten zoals het opbouwen en verdiepen van netwerken, kennis van het project en samenwerking met andere partijen (van de markt) zijn resultaten waar in de toekomst gebruik van kan worden gemaakt”, aldus de gemeente.